ECLI:NL:RBZWB:2025:3410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10882973 MB VERZ 24-41
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding van de maximumsnelheid met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 35 km/h. De overtreding vond plaats op 27 november 2022, terwijl betrokkene onderweg was naar het ziekenhuis vanwege het plotselinge overlijden van haar moeder. Betrokkene stelde dat de hoge snelheid het gevolg was van de schrik en vroeg om kwijtschelding of vermindering van de boete. De officier van justitie had het beroep tegen de boete niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor was het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en werd deze vernietigd.

Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van het beroep tegen de boete. De rechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende bewijsstukken. Betrokkene ontkende de gedraging niet, maar deed een beroep op de omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheid.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden een te laat ingesteld beroep ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10882973 \ MB VERZ 24-41
CJIB-nummer: 4062 5422 5414 0533
uitspraakdatum: 11 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 35 km/h (verkeersbord A 1) op de trajectcontrole A58 te Roosendaal op 27 november 2022 om 07:17 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene was onderweg naar het ziekenhuis, omdat haar moeder plotseling was overleden. De hoge snelheid die betrokkene reed was alleen bij het vertrek vanwege de schrik. Op een later moment heeft betrokkene haar snelheid wel aangepast. Betrokkene hoopt op begrip voor de situatie en verzoekt kwijtschelding dan wel vermindering. Ter zitting heeft betrokkene over het te laat indienen van beroep bij de officier van justitie aangevoerd dat door het plotselinge overlijden van haar moeder een hoop praktische zaken geregeld moesten worden waardoor betrokkene niet de aandacht kon richten op het schrijven van het beroepschrift.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om een forse snelheidsoverschrijding wat gevaarlijke situaties had kunnen opleveren. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 18 januari 2023. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 17 februari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat door het plotselinge overlijden van haar moeder een hoop praktische zaken geregeld moesten worden waardoor betrokkene niet de aandacht kon richten op het schrijven van het beroepschrift. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan haar kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Op weggebruikers rust een voortdurende verplichting om zich aan de maximumsnelheid te houden. Betrokkene ontkent de gedraging niet, maar doet een beroep op de omstandigheden.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 december 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim vier maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 289,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 96,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: