Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 35 km/h. De overtreding vond plaats op 27 november 2022, terwijl betrokkene onderweg was naar het ziekenhuis vanwege het plotselinge overlijden van haar moeder. Betrokkene stelde dat de hoge snelheid het gevolg was van de schrik en vroeg om kwijtschelding of vermindering van de boete. De officier van justitie had het beroep tegen de boete niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor was het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en werd deze vernietigd.
Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van het beroep tegen de boete. De rechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende bewijsstukken. Betrokkene ontkende de gedraging niet, maar deed een beroep op de omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheid.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden een te laat ingesteld beroep ontvankelijk te verklaren.