ECLI:NL:RBZWB:2025:3259

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
11307397 CV EXPL 24-3065
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoopovereenkomst en ontbinding binnen de termijn van 14 dagen

In deze zaak heeft eiser, een consument, een omvormer en optimizers besteld voor een totaalbedrag van € 1.535,00. Na de bestelling heeft eiser de overeenkomst binnen de wettelijke termijn van 14 dagen ontbonden en verzocht om terugbetaling van het aankoopbedrag. De gedaagde, de bewindvoerder van de goederen van de belanghebbende, heeft de terugbetaling betwist, met als argument dat er op naam van de belanghebbende bedrijven zijn geopend door een ex-schoonvader, waar hij niets van afwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de terugbetaling aan eiser, aangezien deze de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van het aankoopbedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat de gedaagde de vereiste veertiendagenbrief heeft ontvangen. De proceskosten zijn toegewezen aan eiser, omdat de bewindvoerder in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11307397 \ CV EXPL 24-3065
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Stichting Rechtsbijstand ZLM,
tegen
[de bewindvoerder] IN DE HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN EN TOEKOMSTIGE GOEDEREN VAN [belanghebbende] , VOORHEEN H.O.D.N. [bedrijf 1] TEVENS VOORHEEN H.O.D.N. [bedrijf 2] ,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 17 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 20 februari 2024 een omvormer voor € 679,00 en op 21 februari 2024 acht optimizers voor € 856,00 op de [website] besteld. [eiser] heeft de desbetreffende bedragen direct betaald, waarna hij een bestelbevestiging heeft gekregen.
2.2.
[eiser] heeft op 26 februari 2024 de bestelling geannuleerd.
2.3.
Op 28 februari 2024 heeft [eiser] per brief laten weten dat hij de overeenkomst ontbindt en gesommeerd het aankoopbedrag terug te betalen.
2.4.
De goederen van [belanghebbende] zijn op 16 oktober 2024 onder bewind gesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van:
een bedrag van € 1.535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 230,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij als consument een overeenkomst met [belanghebbende] heeft gesloten. Nadat de optimizers en omvormers niet werden geleverd, heeft hij deze overeenkomst binnen veertien dagen rechtsgeldig ontbonden. De bewindvoerder is gehouden de aankoopprijs aan hem terug te betalen, maar is in verzuim met deze betalingsverplichting. Hij is daardoor eveneens de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
De bewindvoerder heeft gereageerd op de vordering.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De bewindvoerder die in rechte verschijnt in een procedure waarin de rechthebbende zelf is gedagvaard, heeft als formele procespartij te gelden (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Aangezien de bewindvoerder in de procedure is verschenen door het indienen van de conclusie van antwoord, wordt zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder als formele procespartij aangemerkt. In het tussenvonnis van 27 november 2024 is de bewindvoerder per abuis niet als formele procespartij vermeld. Nu de bewindvoerder heeft bevestigd dat hij op de hoogte is van de mondelinge behandeling. Omdat de bewindvoerder op de hoogte is van de zitting, kan de zaak inhoudelijk worden beoordeeld.
de hoofdsom
4.2.
[eiser] had als consument het recht de overeenkomst binnen veertien dagen na sluiting zonder opgave van redenen te ontbinden (artikel 6:230o BW). Van dit recht heeft hij gebruikgemaakt, waarmee de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Hierdoor moet het aankoopbedrag worden terugbetaald.
4.3.
De bewindvoerder stelt dat hij de situatie snapt, maar eigenlijk een ander het bedrag zou moeten terugbetalen, omdat die ander het bedrag ook heeft ontvangen en misbruik heeft gemaakt van de gegevens van [belanghebbende] . De ex-schoonvader van [belanghebbende] heeft op naam van [belanghebbende] bedrijven opgericht, waaronder [bedrijf 2] . Deze ex-schoonvader zou met die bedrijven meerdere mensen hebben opgelicht, waardoor voor [belanghebbende] aanzienlijke schulden zijn ontstaan. Hoe vervelend deze situatie voor [belanghebbende] ook is, overweegt de kantonrechter dat dit niets afdoet aan de aansprakelijkheid van de bewindvoerder jegens [eiser] . [bedrijf 2] stond ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) geregistreerd op naam van [belanghebbende] . [eiser] mocht uitgaan van de juistheid van deze registratie en erop vertrouwen dat hij zaken deed met [belanghebbende] . Het was bovendien [belanghebbende] zelf die zijn persoonsgegevens aan zijn ex-schoonvader heeft gegeven. Een eventueel geschil tussen [belanghebbende] /de bewindvoerder en zijn ex-schoonvader staat verder los van de rechtsverhouding tussen [eiser] en [belanghebbende] . De bewindvoerder zal dan ook worden veroordeeld om € 1.535,00 aan [eiser] te betalen.
de nevenvorderingen
4.4.
De wettelijke rente wordt, nu deze niet is weersproken, toegewezen. De bewindvoerder zal worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van € 1.535,00 vanaf 6 maart 2024 tot de dag dat de vordering is voldaan.
4.5.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. De bewindvoerder heeft betwist dat hij of [belanghebbende] een veertiendagenbrief heeft ontvangen. Op grond van artikel 3:37 lid 2 BW moet [eiser] aantonen dat de brief [belanghebbende] (op het moment van verzending van de brief stond [belanghebbende] nog niet onder bewind) daadwerkelijk heeft bereikt. [eiser] stelt dat hij de brief heeft verzonden naar het bij de Kamer van Koophandel geregistreerde adres van [belanghebbende] . Dit is echter onvoldoende, nu daarmee niet is aangetoond dat de brief ook daadwerkelijk door [belanghebbende] is ontvangen.
de proceskosten
4.6.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
871,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 871,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.