Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het onterecht aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op 22 februari 2023 in Breda. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M.S. Yap, aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden. Betrokkene ontkent dat het afval dat bij een ondergrondse container is aangetroffen, van haar afkomstig is. Er is geen naam op het poststuk vermeld, alleen het adres, en de post wordt niet altijd correct bezorgd. De gemachtigde heeft ook gewezen op de mogelijkheid dat andere bewoners van het appartementencomplex verantwoordelijk zijn voor het afval.
De zittingsvertegenwoordigers van het college hebben betoogd dat het afval herleidbaar is tot het adres van betrokkene, en dat het onwaarschijnlijk is dat iemand anders het afval van 12 jaar geleden heeft weggegooid. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel het afval herleidbaar is tot het adres, dit niet automatisch betekent dat betrokkene de overtreder is. De huurovereenkomst die bij het afval is aangetroffen, staat op naam van de vorige bewoner, en de kantonrechter heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven. De rechtbank heeft daarom de boete vernietigd en het college opgedragen het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen, evenals de proceskosten.