ECLI:NL:GHARL:2022:4106

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
GEMW 200.303.392/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van bestuurlijke boete voor overtreding van de Afvalstoffenverordening in Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep van eiser ongegrond had verklaard. Dit beroep was gericht tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, die een bestuurlijke boete had opgelegd aan eiser op grond van artikel 154b van de Gemeentewet. De boete van € 95,- was opgelegd voor een overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2009, die zou zijn begaan op 20 december 2020.

Eiser betwistte de overtreding en voerde aan dat er geen verslag van de hoorzitting was gevoegd bij de beslissing. Hij ontkende een doos naast de afvalcontainer te hebben geplaatst en stelde dat de afvalcontainers in de gemeente vaak overvol zijn, waardoor derden eenvoudig afval kunnen verwijderen. Het hof oordeelde dat de beslissing op bezwaar voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de hoorzitting was samengevat. Het hof concludeerde dat de boete op goede gronden was opgelegd, aangezien de doos met de naam- en adresgegevens van eiser was aangetroffen naast de inzamelvoorziening.

Het hof verwierp ook de stelling van eiser dat hij voor dezelfde overtreding twee boetes had gekregen, omdat deze niet was onderbouwd. Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van burgers om zich aan de afvalstoffenverordening te houden en de mogelijkheid voor gemeenten om bestuurlijke boetes op te leggen bij overtredingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: GEMW 200.303.392/01
Uitspraak d.d.
: 23 mei 2022
Arrestop het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2021, betreffende

[eiser] (hierna: eiser),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van eiser is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Dit beroep was ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna te noemen: verweerder) naar aanleiding van de oplegging van een bestuurlijke boete aan eiser op grond van artikel 154b van de Gemeentewet met kenmerk S-768934/58532502.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van eiser heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
Verweerder heeft daarop gereageerd.

De beoordeling

1. Bij beschikking met voormeld kenmerk is aan eiser een boete van € 95,- opgelegd voor overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffen (Afvalstoffenverordening 2009). Deze overtreding zou zijn begaan op 20 december 2020 op de Oudeschans in Amsterdam.
2. Namens eiser wordt aangevoerd dat de kantonrechter de beslissing op bezwaar ten onrechte in stand heeft gelaten. Er is namelijk geen verslag van de hoorzitting bij de beslissing gevoegd. Verder wordt de overtreding betwist. Eiser maakt dagelijks gebruik van de inzamelvoorziening ter plaatse, maar ontkent een doos naast de afvalcontainer te hebben geplaatst. De ambtenaar die de beweerdelijke overtreding heeft geconstateerd, heeft de doos onbeheerd aangetroffen. Volgens de gemachtigde van eiser puilen afvalcontainers in de gemeente geregeld uit, waardoor er eenvoudig door derden afval uit kan worden verwijderd. Met het enkel aantreffen van een doos naast de inzamelvoorziening staat dan ook onvoldoende vast dat eiser die daar heeft neergezet. Ten slotte is aangevoerd dat aan eiser voor dezelfde overtreding twee boetes zijn opgelegd.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat volgens geldende rechtspraak aangenomen mag worden dat de overtreder de persoon is wiens afval tot hem kan worden herleid op grond van in het afval aangetroffen persoonsgegevens, alsmede dat afval op een zodanige wijze moet worden aangeboden dat het niet uit de container kan vallen of er eenvoudig uit gehaald kan worden.
4. Het hof stelt vast dat in de beslissing op bezwaar is samengevat wat eiser tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht. Daarmee is voldaan aan de eis van artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat van het horen een verslag wordt opgemaakt.
5. Artikel 8, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 luidt als volgt:
“Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, vierde lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening of brengdepot is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan met behulp van het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.”
6. Een buitengewoon opsporingsambtenaar heeft in het brondocument – kort gezegd – verklaard dat hij op 20 december 2020 rond 11:01 uur een kartonnen doos naast de ondergrondse afvalcontainer op straat zag liggen. Op de doos zat een etiket met de naam- en adresgegevens van eiser.
7. Volgens vaste rechtspraak mag in de regel worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dat is anders indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
8. Vast staat dat op voormelde datum, tijd en locatie naast de inzamelvoorziening een doos is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van eiser. Eiser heeft volstaan met het ontkennen van de overtreding en het opperen van de mogelijkheid dat derden de doos uit de inzamelingsvoorziening hebben gehaald. Met die verklaring is niet aannemelijk gemaakt dat een derde de overtreding zou hebben begaan. De boete is op goede gronden aan eiser opgelegd.
9. Voor zover is aangevoerd dat aan eiser voor dezelfde overtreding twee boetes zijn opgelegd, wordt deze grond verworpen, nu de gemachtigde deze stelling niet heeft onderbouwd en verweerder betwist dat aan eiser twee boetes zijn opgelegd voor dezelfde overtreding.
10. Geconcludeerd wordt dat de gronden tegen de beslissing van de kantonrechter geen doel treffen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
11. Nu eiser niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.