ECLI:NL:RBZWB:2025:3187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10855304 MB VERZ 23-739
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurlijke boete wegens aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd aan een betrokkene wegens het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een ongeoorloofde wijze. De betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda had dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet door hem was verricht. Hij stelde dat een derde, in dit geval een dakloze, de doos uit de container had gehaald en elders had achtergelaten. De gemachtigde betoogde dat het voor hem niet mogelijk was om te bewijzen dat hij niet de overtreder was, omdat dit extra kosten met zich mee zou brengen, zoals het plaatsen van camera's.

De kantonrechter heeft overwogen dat volgens vaste jurisprudentie het bewijsvermoeden geldt dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Echter, als de betrokkene aannemelijk kan maken dat hij niet degene is die het voorschrift heeft geschonden, kan het college niet volstaan met het bewijsvermoeden. In dit geval achtte de kantonrechter de verklaring van de gemachtigde voldoende aannemelijk, waardoor er te veel twijfel bestond over de vraag of de betrokkene de gedraging had verricht. De kantonrechter heeft daarom de boete ten onrechte opgelegd geacht en het beroep gegrond verklaard.

De beslissing van het college is vernietigd en het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had betaald, moet door het college worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10855304 \ MB VERZ 23-739
beschikkingsnummer : 11092309204360557600
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en [zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen inzamelmiddel op 11 september 2023 om 09:20 uur op de Markkade te Breda (art. 10 lid 1 Afvalstoffenverordening).
Gemachtigde is de eigenaar van het bedrijf. Hij heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht. Gemachtigde stelt dat het buiten zijn controle valt dat een derde, in dit geval een dakloze, de doos uit de container heeft gehaald en elders heeft achtergelaten. Begrijpelijk is daarbij dat de doos herleidbaar was tot zijn bedrijf, maar dit bewijst niet automatisch dat hij de overtreder is. Voor het leveren van bewijsstukken zou het voor gemachtigde inhouden dat extra kosten gemaakt moeten worden om telkens het bedrijfsaval op een veilige manier aan te bieden en dit telkens te bewijzen, bijvoorbeeld door het plaatsen van camera’s.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat hij in het bezit is van een container voor papier. Die zet gemachtigde buiten vanaf 8 uur en de gemeente haalt het vervolgens op. In dit geval ging dat ook zo, maar met dit verschil dat mogelijk een dakloze een doos heeft gepakt zonder dat gemachtigde hier bewust van was wegens het werken. Gemachtigde heeft vaker gezien dat daklozen dit doen, bijvoorbeeld om spullen die zij bij zich hebben in dozen te stoppen. Gemachtigde heeft ook geen reden om een kartonnen doos weg te gooien bij de Markkade, terwijl zijn bedrijf gevestigd is op de [straat]. Bovendien had betrokkene twee boetes van dezelfde plaats en gedraging, waarvan de eerste boete van een uur eerder is kwijtgescholden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het gaat om een kartonnen doos die op een locatie is gevonden waar het niet voor bestemd is. Gelet op het adreslabel is er beboet. Aangezien het gaat om een rechtspersoon dan wel onderneming wordt de boete met vijf vermenigvuldigd.

Overwegingen

Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:4106) mag in de regel worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dat noemt men het bewijsvermoeden. Dat is anders indien die persoon aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden. Van betrokkene wordt dus niet verwacht dat hij onomstotelijk aantoont dat hij de overtreding niet heeft begaan. Het aannemelijk maken kan bijvoorbeeld door het geven van een concrete, gedetailleerde, logische en met objectieve omstandigheden onderbouwde verklaring voor het, zonder toedoen van de beboete persoon, belanden van de aangetroffen afvalstoffen op die plek. Als daarmee voldoende twijfel ontstaat of betrokkene de overtreder is, kan het college niet langer volstaan met een beroep op het bewijsvermoeden en is het aan haar om die twijfel te weerleggen.
In dit geval is het afval tot betrokkene te herleiden, maar de kantonrechter acht de door gemachtigde aangevoerde verklaring voldoende aannemelijk, zodat er te veel twijfel is of de gedraging door betrokkene is verricht. Daarbij is van belang dat het voldoende geloofwaardig is dat een dakloze de doos uit de container kan hebben gehaald, mede gelet op de locatie van het bedrijf, dicht bij de daklozenopvang.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beslissing van het college zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door het college worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt het bestreden besluit van het college en het besluit waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt het college op het bedrag van € 500,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: