ECLI:NL:RBZWB:2025:3124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
RK 24-025839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv in een klaagschriftprocedure

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een schadevergoeding vroeg op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was op 17 oktober 2024 ingediend en betrof een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand na de teruggave van een in beslag genomen auto. Tijdens de zitting op 22 april 2025 zijn de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord. Verzoekster was niet verschenen, maar haar advocaat heeft het verzoek schriftelijk onderbouwd. De officier van justitie stelde dat het verzoek tot een bedrag van € 432,87 kon worden toegewezen, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren voor een hogere vergoeding. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand beoordeeld en vastgesteld dat de werkzaamheden na de teruggave van de auto meer dan dertig minuten in beslag hadden genomen, wat volgens de rechtbank billijk was voor vergoeding. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totale vergoeding van € 886,20 toe te kennen, bestaande uit € 432,87 voor rechtsbijstand en € 453,33 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door het Openbaar Ministerie en verzoekster worden aangevochten bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-025839
datum : 8 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [datum] 1980,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. E. van de Rakt, advocaat te Breda,
(Postbus 4650, 4803 ER in Breda),
hierna te noemen: de verzoekster.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 17 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 490,59, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het klaagschrift ex artikel 552a Sv (rk. nr. 24-024571) van 2 oktober 2024;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 22 april 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. J.J. Peerboom en mr. S. van Minderhout als gemachtigd waarnemend advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De advocaat van verzoekster heeft in raadkamer gepersisteerd bij de aanvullende schriftelijke onderbouwing van de werkzaamheden die zijn verricht nadat de in beslag genomen auto op 3 oktober 2024 door verzoekster is opgehaald.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag van € 432,87. In de onderhavige zaak blijken geen bijzondere omstandigheden, waardoor het billijk is om vergoeding voor meer dan een half uur aan werkzaamheden na de last tot teruggave toe te wijzen. Daarnaast heeft de advocaat niet onderbouwd waarom deze extra uren noodzakelijk waren, aldus de officier van justitie.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd door intrekking van het klaagschrift, nadat het in beslag genomen goed was teruggegeven.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
De Hoge Raad heeft op 16 juni 2020 [1] geoordeeld dat op grond van artikel 530 Sv ook vergoeding gevraagd kan worden van de rechtsbijstandskosten gemaakt in een klaagschriftprocedure. Volgens artikel 534, eerste en vierde lid, Sv wordt een schadevergoeding toegekend als, en voor zover, de rechtbank dat billijk vindt. De rechtbank houdt daarbij rekening met alle omstandigheden.
De kosten tot aan de last tot teruggave komen de rechtbank billijk voor en zijn ook voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt vervolgens vast dat er meer dan dertig minuten is besteed aan werkzaamheden na de last tot teruggave. Dit is meer dan volgens de uitgangspunten van de rechtbank in beginsel toewijsbaar is. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een tijdsbesteding van maximaal dertig minuten als billijk kan worden aangemerkt voor deze nakosten. Zij heeft bij de bepaling van dit uitgangspunt rekening gehouden met de informatie uit urenspecificaties die haar ambtshalve bekend is. Uit de nadere onderbouwing van die kosten blijkt niet anders. Een tijdsbesteding tot en met dertig minuten komt daarom voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van
€ 432,87.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat ten behoeve van drie afzonderlijk ingediende verzoekschriften (rk-nrs: 24-024566, 25-000861 en 25-000862, 24-025839), twee klaagschriften (rk-nrs: 25-002764 en 25-002764) en een zogeheten ‘pro-formazaak’ (rk-nr. 25-001534) - waarvoor verschijning niet noodzakelijk was - in raadkamer is verschenen. De drie verzoekschriften zijn behandeld in een tijdsbestek van ongeveer tien minuten. Het kantoor van de waarnemend raadsvrouw bevindt zich in Breda. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het billijk is om niet in elke zaak de extra forfaitaire vergoeding voor de behandeling in raadkamer (van € 340,- per zaak) toe te kennen. De rechtbank zal voor de behandeling in raadkamer van de drie hiervoor genoemde verzoekschriften een totaalbedrag van € 340,00 toekennen en dit over die zaken verdelen. Dit betekent dat in elk van die drie zaken € 113,33 zal worden toegekend voor de behandeling daarvan in raadkamer.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van onderhavig verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer zal de rechtbank daarom in totaal het bedrag van
€ 453,33toekennen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 886,20, bestaande uit:
- € 432,87 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 453,33 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
886,20 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “[verzoekster]/OM vergoeding”.
Deze beslissing is genomen door mr J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.