ECLI:NL:RBZWB:2025:303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
24/7828
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling afgewezen. Verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat zij introk nadat de ISD Brabantse Wal haar nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering in behandeling had genomen en een voorschot had verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verstrekken van het voorschot in het kader van de nieuwe aanvraagprocedure niet kan worden gezien als tegemoetkomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening, dat betrekking had op de buitenbehandelingstelling van een eerdere aanvraag.

De voorzieningenrechter legt uit dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het verzoekschrift. In dit geval is de ISD niet tegemoetgekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat het verstrekken van het voorschot niet gerelateerd was aan de procedure waar het verzoek om voorlopige voorziening op was gebaseerd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, en benadrukt dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die door verzoekster is aangehaald, geen juridische relevantie heeft voor deze beoordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, en de beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7828 PW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Oversluizen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, (ISD Brabantse Wal; de ISD), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Niessen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de ISD in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om een voorlopige voorziening vanwege het besluit van de ISD van 16 augustus 2024, waarin haar aanvraag voor een bijstandsuitkering buiten behandeling is gesteld.
1.1.
Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat de ISD haar nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering wel in behandeling heeft genomen en daarbij een voorschot heeft verstrekt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de ISD in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om een proceskostenveroordeling. De ISD heeft de rechtbank meegedeeld geen aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is de ISD aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Verzoekster heeft naast haar bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling ook een nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. In de bezwaarprocedure tegen de buitenbehandelingstelling van de eerdere aanvraag en de nieuwe aanvraagprocedure heeft verzoekster aanvullende stukken overgelegd. Deze stukken waren voor de ISD reden om de nieuwe aanvraag in behandeling te nemen en daarbij een voorschot te verstrekken.
4.1.
Het verstrekken van het voorschot is gedaan in het kader van de nieuwe aanvraagprocedure. Dit kan daarom niet gezien worden als tegemoetkomen in de procedure waarop de voorlopige voorziening zag, te weten de buitenbehandelingstelling van een eerdere aanvraag van verzoekster. Gelet hierop is niet tegemoetgekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
4.2.
In de door verzoekster aangehaalde uitspraak [4] wordt inhoudelijk ingegaan op de buitenbehandelingstelling van een aanvraag. Deze uitspraak komt juridisch geen relevantie toe bij de beoordeling van dit verzoek, maar kan wel besproken worden in een eventueel beroep tegen de buitenbehandelingstelling.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier op 21 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Uitspraak van de CRvB van 13 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2793.