ECLI:NL:RBZWB:2025:2988
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake belastingaanslag en dwangsom
Op 25 februari 2025 heeft de inspecteur van de belastingdienst een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dit verzoek was gericht op het opschorten van de verplichting om uitspraak te doen op het bezwaar van de verweerder, die uit Monaco komt. De verplichting om uitspraak te doen volgde uit een eerdere uitspraak van de rechtbank van 10 december 2024, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de inspecteur niet tijdig had beslist op het bezwaar van de verweerder tegen de belastingaanslag over het jaar 2020. De rechtbank had de inspecteur opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken en had een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van de verzoeker aanwezig waren.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de inspecteur het griffierecht voor de procedure niet binnen de wettelijke termijn van twee weken had betaald. De rechtbank oordeelde voorlopig dat deze te late betaling verschoonbaar was, omdat de termijn voor betaling in de nota griffierecht te kort was gesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 14 mei 2025 uitspraak gedaan op het verzet van de verzoeker tegen de eerdere uitspraak van 10 december 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is, de eerdere uitspraak vernietigd en het beroep wegens niet-tijdig beslissen ongegrond verklaard. Hierdoor had de verzoeker geen belang meer bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening, wat leidde tot de afwijzing van dit verzoek. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.