Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
de minister van Financiën, verweerder
Inleiding
1.4 De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de minister van Financiën om compensatie te verlenen voor een afgeloste schuld bij ABN Amro beoordeeld. Eiseres, die is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had een doorlopend krediet afgesloten op 8 december 2005 en heeft deze schuld in juni 2021 afgelost. De minister heeft het verzoek tot compensatie afgewezen, omdat de schuld niet voor 1 juni 2021 opeisbaar zou zijn geweest en eiseres niet aan de voorwaarden voor compensatie voldeed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op goede gronden heeft besloten om geen compensatie te verlenen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de hoofdsom van het krediet voor de genoemde datum opeisbaar was. De rechtbank heeft ook de hardheidsclausule in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) besproken, maar oordeelt dat de omstandigheden van eiseres niet voldoende schrijnend zijn om van deze clausule gebruik te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder compensatie kan worden verleend en de noodzaak voor eiseres om actuele schrijnende omstandigheden aan te tonen om in aanmerking te komen voor een uitzondering op de regels.