ECLI:NL:RBZWB:2025:2911
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van invorderingsrente door de Belastingdienst in het kader van belastingaanslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger had aan belanghebbende invorderingsrente in rekening gebracht naar aanleiding van twee beschikkingen. De rechtbank behandelt de beroepen gelijktijdig met andere zaken van belanghebbende en haar echtgenoot. De rechtbank concludeert dat de ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van de betaling nog een belastingschuld had, en verklaart de beroepen ongegrond. Belanghebbende had ook aanspraak gemaakt op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om deze toe te kennen, gezien het geringe financiële belang van de procedures. De rechtbank beslist dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van het griffierecht en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.