ECLI:NL:RBZWB:2025:2906
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Terneuzen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 mei 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Terneuzen, vastgesteld op € 412.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de WOZ-waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de beroepsgronden van de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en legt uit dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald met de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
De rechtbank gaat in op verschillende beroepsgronden van de belanghebbende, waaronder de waarde van de woonoppervlakte en de kwaliteit van de referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat de WOZ-waarde verlaagd zou moeten worden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2023 gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.