Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de heer [naam 1] , financieel ondersteuner werkzaam bij [bedrijf 1] B.V.;
- de heer [naam 2] , CEO van [bedrijf 2] B.V.;
- de heer [naam 3] , bestuurder van [verzoekster] ;
- de heer [naam 4] , extern financieel adviseur werkzaam bij de [bedrijf 3] ;
- mr. J. van den Dolder, advocaat van [verzoekster] ;
- mr. D. Linstra, betrokken aan de zijde van [verzoekster] bij de procedure tegen [belanghebbenden 4 t/m 6] ;
- mr. K.C. Mensink, advocaat van [belanghebbende 2] ;
- mr. F.D.P. Nobel, advocaat van [belanghebbende 2] .
2.De feiten
piecemealis vastgesteld op € 1.521.311,-. [verzoekster] heeft haar schuldeisers ingedeeld in drie klassen:
- Klasse 1: preferent Belastingdienst, aan wie een uitkering van 16,7% wordt aangeboden, te voldoen ineens binnen een maand na homologatie;
- Klasse 2: MKB-schuldeisers, aan wie een uitkering van 20% wordt aangeboden, te voldoen ineens binnen een maand na homologatie;
- Klasse 3: Concurrente schuldeisers, aan wie een uitkering van 16,7% wordt aangeboden, te voldoen ineens binnen een maand na homologatie.
3.Het aspectenverzoek
4.De zienswijzen
5.De beoordeling
rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek”. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 februari 2022 [2] onder verwijzing naar de memorie van toelichting [3] over de reikwijdte van dit artikel overwogen:
3.2.3. In de memorie van toelichting bij art. 369 lid 4 Fw is vermeld dat uit deze bepaling volgt dat het onderhands akkoord geen wijzigingen kan aanbrengen in verplichtingen van de schuldenaar jegens zijn werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst. Tevens is daarin opgemerkt dat een onderhands akkoord geen wijzigingen kan aanbrengen in de rechten van werknemers op basis van de arbeidsovereenkomst en titel 10 van Boek 7 BW, en dat de rechtspositie van werknemers niet kan worden gewijzigd door een onderhands akkoord en dus geborgd blijft. Nu het akkoord geen wijzigingen kan aanbrengen in verplichtingen van de schuldenaar jegens zijn werknemers, worden werknemers niet aangemerkt als stemgerechtigde schuldeisers, aldus de memorie van toelichting. De WHOA biedt de schuldenaar in art. 373 Fw de mogelijkheid om in geval van homologatie van een door de schuldenaar aangeboden akkoord, met toestemming van de rechtbank overeenkomsten eenzijdig op te zeggen als de wederpartij niet instemt met een voorstel tot wijziging of beëindiging. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit niet geldt voor een arbeidsovereenkomst, omdat art. 369 lid 4 Fw daaraan in de weg staat.
- [schuldeiser 1] B.V.;
- [schuldeiser 2] N.V.;
- [schuldeiser 3] B.V., en;
- [schuldeiser 4] B.V.
in praktische zin nog steeds de verzekerde moet stemmen dat de verzekerde haar steminstructies dient te volgen”. Als [belanghebbende 1] zou worden toegelaten tot de stemming, zou de vordering mogelijk ingedeeld moeten worden in Klasse 3 Concurrente Schuldeisers, terwijl drie van de vier schuldeisers kwalificeren als MKB-schuldeiser. Omdat [belanghebbende 1] [verzoekster] niet van informatie voorziet, is [verzoekster] van plan de hiervoor opgesomde schuldeisers zelf toe te laten tot de stemming in hun respectievelijke klasse.