ECLI:NL:RBZWB:2025:2257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
25/1120
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV over aanvraag herbeoordeling Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het beroep van Stichting Thuiszorg West-Brabant beoordeeld. De eiseres heeft een beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 24 april 2023 voor een herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van haar voormalig werknemer. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft het UWV op 1 november 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, rekening houdend met de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen vier maanden een besluit bekend te maken. Tevens moet het UWV het griffierecht van € 385,- en € 453,50 aan proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1120

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen

Stichting Thuiszorg West-Brabant, uit Roosendaal, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de door eiseres gemaakte aanvraag van 24 april 2023 voor een herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van haar voormalig werknemer [naam] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 24 april 2023. Het UWV moet binnen acht weken beslissen op de aanvraag. [2] Niet in geding is of er sprake is van een termijnoverschrijding, de rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen het UWV moet beslissen inmiddels voorbij is. Het UWV erkent dit ook in haar verweerschrift van 20 maart 2025. Eiseres heeft het UWV op 1 november 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Het UWV heeft uitgelegd in haar verweerschrift van 20 maart 2025 dat zij door een nijpend tekort aan verzekeringsartsen deze tijd nodig heeft. Tevens verzoekt het UWV met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Overijssel een termijn van vier maanden. [3]
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt om alsnog te beslissen op de aanvraag.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.3 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen 4 maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, uitgesproken op 17 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 102 lid 3 van de Wet WIA.