ECLI:NL:RBZWB:2025:2221

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6053
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar motorrijtuigenbelasting na emigratie naar Portugal

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende, die sinds 26 april 2024 in Portugal woont, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de inspecteur over de motorrijtuigenbelasting, maar de rechtbank oordeelt dat deze mededeling geen voor bezwaar vatbare beschikking is. De rechtbank legt uit dat de belanghebbende belastingplichtig blijft voor de motorrijtuigenbelasting zolang hij de auto op zijn naam heeft staan in het kentekenregister, ongeacht zijn woonplaats. De rechtbank wijst erop dat de provinciale opcenten terecht zijn geheven, omdat de belanghebbende nog steeds als houder van het voertuig wordt beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/6053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], domicilie kiezende te [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 augustus 2024.
1.1.
De inspecteur heeft voor de periode 25 juni 2024 tot en met 24 september 2024 een mededeling motorrijtuigenbelasting (de mededeling) verzonden.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3]. Belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is sinds 25 maart 2021 houder van een auto van het merk Lexus met kenteken [kenteken] (de auto).
4.1.
Belanghebbende is op 26 april 2024 geëmigreerd naar Portugal.
4.2.
De inspecteur heeft op 1 juli 2024 aan belanghebbende een mededeling verstuurd waarin vermeld wordt dat het bedrag van de motorrijtuigenbelasting per 25 juni 2024 gewijzigd kan zijn. In de brief is een specificatie opgenomen van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting vanaf 25 juni 2024. Het tarief over een periode van drie maanden bedraagt € 523.
4.3.
Het verschuldigde bedrag aan motorrijtuigenbelasting wordt iedere maand rond dezelfde datum automatisch geïncasseerd van belanghebbende. Belanghebbende heeft het geïncasseerde bedrag drie maal gestorneerd.

Motivering

5. Belanghebbende is geëmigreerd naar Portugal en is daardoor sinds 26 april 2024 niet meer woonachtig in een Nederlandse provincie. Belanghebbende is om die reden van mening dat er geen provinciale opcenten meer berekend kunnen worden en hij heeft daarom tegen de mededeling bezwaar gemaakt.
5.1.
De motorrijtuigenbelasting moet worden voldaan op aangifte. [1] Belanghebbende kan bezwaar maken tegen een aanslagbiljet of een afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking. [2] De mededeling waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt is geen aanslagbiljet of een voor bezwaar vatbare beschikking. Belanghebbende kan enkel bezwaar maken tegen de voldoening op aangifte, oftewel de betaling van de motorrijtuigenbelasting, omdat de voldoening op aangifte gelijk wordt gesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking. [3] , [4] Omdat belanghebbende de geïncasseerde bedragen gestorneerd heeft, is er geen sprake van voldoening op aangifte en kan het bezwaar tegen de mededeling dus ook niet worden aangemerkt als een prematuur bezwaar tegen de voldoening op aangifte. Aangezien belanghebbende enkel tegen de mededeling in bezwaar is gegaan en deze mededeling niet voor bezwaar vatbaar is, heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.2.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt dat belanghebbende graag een antwoord wil op de vraag of de inspecteur in zijn geval bevoegd was om provinciale opcenten te heffen, aangezien belanghebbende geen inwoner meer is van Nederland en dus evenmin van een Nederlandse provincie. Het antwoord op deze vraag is dat de inspecteur dit inderdaad mocht doen. De rechtbank legt dit hierna uit.
5.3.
Van de houder van een motorrijtuig wordt motorrijtuigenbelasting geheven. [5] Een houder is onder andere degene die een motorrijtuig op zijn of haar naam heeft staan in het kentekenregister. [6] Volgens de RDW gegevens was belanghebbende, in ieder geval tot en met 23 september 2024, de houder van de auto. Belanghebbende is daardoor belastingplichtig voor de Wet MRB. Omdat de auto wordt gehouden door belanghebbende is er ook sprake van een belastbaar feit voor de Wet MRB. Op het moment dat belanghebbende de auto uit het kentekenregister schrijft, is er geen sprake meer van een belastbaar feit.
5.4.
Het in rekening brengen van provinciale opcenten is toegestaan op grond van artikel 222 lid 1 van de Provinciewet. Voor houders die niet woonachtig zijn in Nederland geldt voor de heffing van provinciale opcenten dat geacht wordt dat de houder in de provincie woont die het laagste aantal opcenten heft. [7] De provinciale opcenten zijn daardoor terecht en naar de juiste hoogte opgelegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 15 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 14 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 22j, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.Vergelijk Hoge Raad 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BG5375.
4.Artikel 26, tweede lid, van de AWR.
5.Artikel 1, eerste lid, van de Wet MRB jo artikel 6 Wet MRB.
6.Artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet MRB.
7.Artikel 222a, vierde lid, van de Provinciewet.