In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van acht garageboxen vastgesteld op € 20.000 per stuk, wat door belanghebbende als te hoog werd betiteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 november 2024, waarbij belanghebbende en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd door mr. [naam] aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de garageboxen te hoog is vastgesteld en komt tot de conclusie dat de waarde op de waardepeildatum, schattenderwijs, op € 18.000 moet worden vastgesteld. Dit oordeel is gebaseerd op de verkoopprijs van vergelijkbare garageboxen en de argumenten van belanghebbende, die stelde dat hij nooit meer dan € 15.000 voor een garagebox had gekregen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de WOZ-waardes van de garageboxen tot € 18.000. Tevens wordt bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.