ECLI:NL:RBZWB:2025:2187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
02-142361-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen door zich voor te doen als bonafide klusser

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende bijna drie jaar schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte en zijn mededader deden zich voor als bonafide klussers en wisten op die manier 38 personen te bewegen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader door middel van valse identiteiten en misleidende praktijken aanbetalingen hebben ontvangen voor kluswerkzaamheden die vaak niet of slecht zijn uitgevoerd. De verdachte heeft naar eigen zeggen het ontvangen geld grotendeels besteed aan drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en heeft een strafkorting toegepast. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en het plegen van gewoontewitwassen, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers heeft meegewogen. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een derde feit nietig verklaard, maar de dagvaarding voor de overige feiten geldig verklaard. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-142361-21
vonnis van de meervoudige kamer van 15 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats 1]
raadsman: mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. S. Nicolaes en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: het medeplegen van oplichting van meerdere personen;
feit 2: het medeplegen van (gewoonte)witwassen van geldbedragen;
feit 3: het plegen van valsheid in geschrifte.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de dagvaarding voor feit 3 onvoldoende feitelijk is omschreven en verklaart de dagvaarding voor dat feit nietig.
De rechtbank is van oordeel dat voor de feiten 1 en 2 is voldaan aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en verklaart de dagvaarding voor die feiten geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en feit 2
De officier van justitie acht bewezen het medeplegen van oplichting en het gewoontewitwassen voor de zaken 1, 4 tot en met 10, 12 tot en met 23, 27, 29 tot en met 32, 39 tot en met 50 en 53.
Zij meent dat voor de zaken 3, 51 en 52 onvoldoende bewijs bestaat voor de oplichting, maar dat wel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het gewoontewitwassen.
De officier van justitie meent dat onvoldoende bewijs bestaat voor de zaken 2, 11, 24 tot en met 26, 28 en 33 tot en met 38 en heeft van deze zaken integrale vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en feit 2
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde onder de zaken 1 tot en met 3, 5 tot en met 8, 11 tot en met 13, 15, 24 tot en met 26, 28, 33 tot en met 38, 49 en de zaken 51 tot en met 53. Voor deze zaken geldt dat betrokkenheid van verdachte niet kan worden bewezen dan wel dat zijn handelen niet als oplichting kan worden gekwalificeerd, maar hoogstens als een civielrechtelijke wanprestatie. Uit het voorgaande volgt dat ook het witwassen niet kan worden bewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de zaken 4, 9, 10, 14, 16 tot en met 23, 27, 29 tot en met 32, 39 tot en met 48 en zaak 50.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van
12 april 2018 tot en met 7 juni 2021 samen met zijn biologische vader [medeverdachte] meerdere overeenkomsten is aangegaan voor het verrichten van kluswerkzaamheden. Verdachte en [medeverdachte] deden zich hierbij steeds voor als een ander door verschillende valse (bedrijfs)namen te gebruiken. Daarnaast opereerden zij onder Kamer en Koophandel nummers van andere bedrijven te weten [bedrijf 1] , [bedrijf 2] in Veenendaal, [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , de eenmanszaak [bedrijf 5] , [bedrijf 6] N.V. en [bedrijf 7] . Verder kan worden vastgesteld dat in advertenties, offertes en facturen verschillende adressen werden gebruikt waarop in werkelijkheid geen bedrijf was gevestigd en dat er onder verschillende telefoonnummers werd gecommuniceerd met aangevers. Na het aangaan van een overeenkomst moesten aangevers een of meer aanbetalingen doen welke contant werden betaald of per bank werden overgemaakt. In geval van een bankoverboeking werd steeds gebruik gemaakt van een bankrekening die op naam stond van iemand anders dan verdachte, vaak een familielid. Het ontvangen geld is, naar eigen zeggen van verdachte, voor 90% door hem uitgegeven aan drugs. Ook staat vast dat in alle gevallen de kluswerkzaamheden slecht, niet volledig of zelfs helemaal niet zijn uitgevoerd.
Oplichting
Op basis van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte] door een combinatie van de in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht genoemde oplichtingsmiddelen aangevers hebben bewogen tot het doen van aanbetalingen. Gezien hun ondoorzichtige handelen, het feit dat de werkzaamheden in geen enkel geval (volledig) zijn uitgevoerd en dat het ontvangen geld bijna volledig is uitgegeven aan drugs, staat voor de rechtbank vast dat verdachte nooit de intentie heeft gehad om de overeengekomen kluswerkzaamheden daadwerkelijk uit te voeren dan wel te voltooien en dat hij dus handelde met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank zal hieronder voor iedere aangifte de (mogelijke) betrokkenheid van verdachte bespreken.
[aangever 1] (zaak 1)
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maand april 2018. Zij had via een advertentie in het Stadsblad telefonisch contact opgenomen met [bedrijf 8] .
Het bedrijf maakte gebruik van een telefoonnummer waarvan is vastgesteld dat dit op
23 februari 2018 in gebruik was bij [medeverdachte] . Er werd een afspraak gemaakt voor 12 april 2018. Op die datum meldde zich een man bij de woning van [aangever 1] . Het door [aangever 1] opgegeven signalement van deze man past volledig bij het signalement van verdachte.
Deze man zou een dochter hebben van vier maanden oud, dezelfde leeftijd die de dochter van verdachte destijds had. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de man was die bij [aangever 1] thuis is geweest en dat hij dus betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 1] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 1] is opgelicht voor een geldbedrag van
€ 592,40. Dit betrof een contante aanbetaling voor nieuwe verf waarna er geen werkzaamheden meer zijn verricht.
[aangever 2] (zaak 5)
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden april 2019 tot en met juni 2019. Via een datingsite kwam [aangever 2] in contact met [naam 1] die aangaf een schildersbedrijf te hebben. De verdediging betwist niet dat verdachte contact met [aangever 2] heeft gehad onder de valse naam [naam 1] en dat er aanbetalingen zijn gedaan door [aangever 2] . De aanbetalingen zijn overgemaakt naar de bankrekening van de partner van verdachte. Verdachte heeft niet gemotiveerd betwist dat hij bij deze klant niet meer kwam opdagen en de werkzaamheden niet heeft afgemaakt. Hij heeft verklaard: “Het kan zo maar zijn”. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 2] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 2] is opgelicht voor enig geldbedrag, omdat er deels werkzaamheden zijn verricht en deels nog werkzaamheden verricht moesten worden, waarvan de kosten op basis van de gegevens in het dossier niet op een bepaald bedrag waardeerbaar zijn.
[aangever 3] (zaak 6)
[aangever 3] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden mei tot en met juni 2019. Via Facebook kwam [aangever 3] in contact met [bedrijf 2] . De schilder heette [verdachte] . De verdediging betwist niet dat verdachte contact met [aangever 3] heeft gehad onder de valse bedrijfsnaam [bedrijf 2] en dat er een contante aanbetaling, handgeld, is gedaan door [aangever 3] . Verdachte heeft ook niet gemotiveerd betwist dat hij op een gegeven moment niet meer kwam opdagen. Hij kon niet aan een ladder komen, zo heeft hij aangevoerd, zodat hij het werk niet meer kon doen. En hij kan zich niet herinneren dat [aangever 3] nog extra geld heeft betaald. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 3] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 3] is opgelicht voor enig geldbedrag, omdat er deels werkzaamheden zijn verricht en deels nog verricht moesten worden, welke op basis van de gegevens in het dossier niet op een bepaald bedrag waardeerbaar zijn.
[aangever 4] (zaak 7)
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden juli 2019 tot en met september 2019. Via Facebook kwam [aangever 4] in contact met [bedrijf 2] . Zij had contact met [naam 1] en zijn zoon [naam 2] . De verdediging betwist niet dat verdachte contact met [aangever 4] heeft gehad onder de valse bedrijfsnaam [bedrijf 2] en dat er contante aanbetalingen zijn gedaan door [aangever 4] . Verdachte heeft niet gemotiveerd betwist dat de werkzaamheden aan de dakkapel van [aangever 4] niet volledig zijn uitgevoerd, terwijl de klant daarvoor niet alleen had aanbetaald maar ook nog heeft betaald voor het vervangen van een deel van het houtwerk. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 4] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 4] is opgelicht voor enig geldbedrag, omdat er deels werkzaamheden zijn verricht en deels nog verricht moesten worden, welke op basis van de gegevens in het dossier niet op een bepaald bedrag waardeerbaar zijn.
[aangever 5] (zaak 8)
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden juli 2019 tot en met augustus 2019. Via Facebook kwam [aangever 5] in contact met [bedrijf 2] . Zij had contact met [naam 1] die aangaf zijn zoon te zullen sturen, waarna [naam 2] bij haar thuis kwam.
De verdediging betwist niet dat verdachte contact met [aangever 5] heeft gehad onder de valse bedrijfsnaam [bedrijf 2] en dat er aanbetalingen zijn gedaan door [aangever 5] . Deze betalingen zijn deels contant betaald en deels overgemaakt naar de bankrekening ten name van de schoonmoeder van verdachte. Verdachte heeft niet gemotiveerd betwist is dat hij zijn werk niet heeft afgemaakt en dat hij het wel verrichtte schilderwerk slecht heeft uitgevoerd. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 5] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 5] is opgelicht voor enig geldbedrag, omdat de werkzaamheden gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet zijn verricht en elk van de delen op basis van de gegevens in het dossier niet op een bepaald bedrag waardeerbaar zijn.
[aangever 6] (zaak 15)
[aangever 6] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maand maart 2020.
Via Facebook kwam [aangever 6] in contact met [naam 3] van [bedrijf 9] . Er werd een afspraak gemaakt met [naam 3] op het [adres] te [woonplaats 5] waar de te verrichten werkzaamheden werden besproken. Verdachte was destijds woonachtig op het [naastgelegen adres] . Er werd om meerdere aanbetalingen gevraagd waarvan er één contant werd voldaan. De rest werd overgemaakt naar twee bankrekeningen welke respectievelijk op naam stonden van de stiefvader van verdachte en een bekende van verdachte. Ondanks deze aanbetalingen, zijn er geen werkzaamheden verricht. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als [naam 3] en dat hij betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 6] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 6] is opgelicht voor een bedrag van € 1.331,20. Dit is het totaal van de gedane aanbetalingen.
[aangever 7] (zaak 49)
[aangever 7] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maand mei 2021. [aangever 7] was op zoek naar een schilder en kwam via Facebook in contact met [naam 4] . Hierna kwamen twee mannen bij haar woning, waarvan zich er één voorstelde als [naam 5] , de zoon van [naam 4] . [aangever 7] moest een aanbetaling doen en heeft deze contant betaald aan [naam 5] . Ondanks deze aanbetaling, zijn er geen werkzaamheden verricht.
[naam 5] is later door [aangever 7] herkend op een foto op Facebook. Bij deze foto stond dat het ging om [verdachte] . Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de hierboven beschreven modus operandi, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als [naam 5] en dat hij betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 7] . De rechtbank acht bewezen dat [aangever 7] is opgelicht voor € 780,00 euro. Dit is het door haar betaalde bedrag.
Aangevers [aangever 8] (zaak 51), [aangever 9] (zaak 52), [aangever 10] (zaak 53)
[aangever 8] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden mei 2021 en juni 2021. Via Facebook kwam [aangever 8] in contact met [naam 4] van het bedrijf Van [bedrijf 19] . [aangever 8] heeft op verzoek van [naam 4] een aanbetaling gedaan van € 400,00 welk bedrag zij contant heeft afgegeven aan een man op een door [naam 4] opgegeven adres. [naam 4] zou op 7 juni 2021 komen schilderen, maar is nooit gestart met de werkzaamheden.
Op deze datum belde [aangever 8] naar het bij haar bekende telefoonnummer en zij vernam toen van een vrouw dat ‘hij’ in de bak zat.
[aangever 9] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maanden mei 2021 en juni 2021. Via Facebook kwam zij in contact met [naam 4] van het bedrijf [naam 4] [bedrijf 19] . Zij heeft op verzoek van [naam 4] een aanbetaling gedaan van € 275,00 welk bedrag zij heeft overgemaakt naar een bankrekening ten name van [naam 6] . [naam 4] zou starten met zijn werkzaamheden op 18 mei 2021, maar dit werd door hem verzet naar
26 mei 2021. Op 25 mei 2021 gaf [naam 4] wederom te kennen de afspraak te willen verzetten.
[aangever 9] heeft toen meerdere gevraagd om een andere datum, maar [naam 4] reageerde niet meer.
[aangever 10] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de maand mei 2021.
Hij was op zoek naar iemand die een overkapping kon plaatsen en kwam via Facebook in contact met [naam 4] van [bedrijf 10] . Op verzoek van [naam 4] heeft [aangever 10] meerdere aanbetalingen gedaan voor een totaalbedrag van € 1.907,96. Hij heeft deze betalingen contant betaald aan [naam 4] . [naam 4] zou op 31 mei 2021 de overkapping plaatsen, maar is nooit verschenen.
De verdediging betwist niet dat verdachte contact heeft gehad met deze drie aangevers en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van de genoemde valse (bedrijfs)namen. Zij stelt zich echter op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte was voornemens om deze klussen uit te voeren, maar had daartoe de mogelijkheid niet omdat hij vanaf 31 mei 2021 in voorlopige hechtenis zat.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte voornemens was om juist deze drie klussen wél naar behoren uit te voeren gelet op de vele niet gestarte en niet afgemaakte klussen vanaf april 2018. Daar komt bij dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij de ontvangen aanbetalingen bijna volledig heeft opgemaakt aan drugs. Hierbij opgeteld het ondoorzichtige handelen van verdachte staat voor de rechtbank vast dat verdachte ook in deze zaken het oogmerk had tot wederrechtelijke bevoordeling.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat aangevers [aangever 8] , [aangever 9] en [aangever 10] door verdachte zijn opgelicht respectievelijk voor de bedragen € 400,00,
€ 275,00 en € 1.907,96.
Zaken waarin de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van aangevers [aangever 11] (zaak 4), [aangever 12] (zaak 9), [aangever 13] (zaak 10), [aangever 14] (zaak 14), [aangever 15] (zaak 16), [aangever 16] (zaak 17), [aangever 17] en [aangever 18] (zaak 18), [aangever 19] en [aangever 20] (zaak 19), [aangever 21] (zaak 20), [aangever 22] (zaak 21), [aangever 23] (zaak 22), [aangever 24] (zaak 23), [aangever 25] (zaak 27), [aangever 26] (zaak 29), [aangever 27]
(zaak 30), [aangever 28] en [aangever 29] (zaak 31), [aangever 30] (zaak 32), [aangever 31] (zaak 39), [aangever 32] (zaak 40), [aangever 33] (zaak 41), [aangever 34] (zaak 42), [aangever 35] (zaak 43), [aangever 36] (zaak 44),
[aangever 37] (zaak 45), [aangever 38] (zaak 46), [aangever 39] (zaak 47), [aangever 40] (zaak 48) en [aangever 41] (zaak 50).
De overige zaken
De rechtbank is van oordeel dat voor de zaken [aangever 42] (zaak 2), [aangever 43] (zaak 3),
[aangever 44] (zaak 11), [aangever 45] (zaak 12), [aangever 46] (zaak 13), [aangever 47] (zaak 24),
[aangever 48] (zaak 25), [aangever 49] (zaak 26), [aangever 50] (zaak 28), [aangever 51] (zaak 33), [aangever 52] (zaak 34), [aangever 53] (zaak 35), [aangever 54] (zaak 36), [aangever 55] (zaak 37) en [aangever 56] (zaak 38) onvoldoende bewijs aanwezig is om te kunnen concluderen dat verdachte hierbij betrokken is geweest dan wel dat zijn betrokkenheid als oplichting kan worden gekwalificeerd. De rechtbank zal verdachte van deze zaken vrijspreken.
Medeplegen
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf begin af aan heeft samengewerkt met [medeverdachte] op basis waarvan reeds tot medeplegen kan worden geconcludeerd. Daar komt bij dat de in het kader van deze oplichting verrichtte handelingen duiden op een planmatige aanpak waarbij sprake moet zijn geweest van onderlinge afstemming om het opgeworpen rookgordijn in stand te kunnen houden.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting zoals hierna onder 4.4 is weergegeven.
Feit 2
Voor de zaken waarin de rechtbank de oplichting bewezen acht komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van het witwassen. Vast staat immers dat verdachte in die zaken geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl deze uit eigen misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van die geldbedragen nu hij naar eigen zeggen bijna alles heeft uitgegeven aan drugs.
[aangever 43] (zaak 3)
In de zaak [aangever 43] komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 tenlastegelegde oplichting. De vraag doet zich voor of [aangever 43] is opgelicht op een andere wijze, in die zin dat hij is bewogen tot het verstrekken van geldleningen aan verdachte, waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van een samenweefsel van verdichtsels.
Heel kort gezegd nam verdachte telkens contact op met [aangever 43] met de mededeling dat hij geld nodig had. Daarbij bracht verdachte gevoelige onderwerpen ter sprake. Onder omstandigheden kunnen leugenachtige, vertrouwenwekkende en indringende berichten een samenweefsel van verdichtsels opleveren. Maar dat is niet zo als het slachtoffer het gedrag van de oplichter had moeten doorzien. [aangever 43] heeft verklaard: “Ik was daar gevoelig voor, want ik had wel een gevoel en een aantrekking kracht naar hem toe. We hadden twee keer seksueel contact gehad.”
De rechtbank meent dat [aangever 43] bij nuchter nadenken de oplichter had moeten doorzien.
Van oplichting in juridische zin kan niet gesproken worden. Dit staat uiteraard los van een mogelijke civielrechtelijke vordering van [aangever 43] op verdachte. In elk geval kan het tenlastegelegde witwassen niet worden bewezen. Ook van deze zaak zal verdachte worden vrijgesproken.
Medeplegen
Onder feit 1 heeft de rechtbank overwogen dat [medeverdachte] de tenlastegelegde oplichtingen heeft medegepleegd. Uit het dossier kan echter niet worden opgemaakt dat [medeverdachte] inkomsten uit oplichting heeft verworven. Daarmee kan niet bewezen worden dat sprake is van medeplegen van witwassen.
Gewoontewitwassen
Gezien de veelheid van de aanbetalingen gedurende een periode van bijna drie jaar die verdachte heeft verworven, voorhanden heeft gehad en naar eigen zeggen ook heeft uitgegeven acht de rechtbank het gewoontewitwassen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonte-witwassen zoals hierna onder 4.4 is weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personen heeft bewogen tot afgifte van geld, te weten:
1. in de periode van 12 april 2018 tot en met 22 april 2018 te [woonplaats 2] [aangever 1] tot de
afgifte van 592,40 euro en
4. in de periode van 1 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [woonplaats 3]
[aangever 11] tot de afgifte van 237,50 euro en
5. in de periode van 10 april 2019 tot en met 26 juni 2019 te [woonplaats 1] [aangever 2] tot de
afgifte van enig geldbedrag en
6. in de periode van 1 mei 2019 tot en met 12 juni te [woonplaats 4] [aangever 3] tot
de afgifte van enig geldbedrag en
7. in de periode van 3 juli 2019 tot en met 20 september 2019 te [woonplaats 5]
[aangever 4] tot de afgifte van enig geldbedrag en
8. in de periode van 19 juli 2019 tot en met 3 augustus 2019 te [woonplaats 1] [aangever 5]
tot de afgifte van enig geldbedrag en
9. in de periode van 24 augustus 2019 tot en met 4 september 2019 te [woonplaats 6]
[aangever 12] tot de afgifte van 801,00 euro en
10. in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te [woonplaats 7]
[aangever 13] tot de afgifte van 637,60 euro en
14. in de periode van 1 maart 2020 tot en met 22 september 2020 te [woonplaats 8]
[aangever 14] tot de afgifte van enig geldbedrag en
15. in de periode van 1 maart 2020 tot en met 20 maart 2020 te [woonplaats 9]
[aangever 6] tot de afgifte van 1.331,20 euro en
16. in de periode van 3 maart 2020 tot en met 7 april 2020 te [woonplaats 10]
[aangever 15] tot de afgifte van enig geldbedrag en
17. in de periode van 10 maart 2020 tot en met 4 juni 2020 te [woonplaats 11]
[aangever 16] tot de afgifte van enig geldbedrag en
18. in de periode van 3 juni 2020 tot en met 13 juni 2020 te [woonplaats 12]
[aangever 17] en [aangever 18] tot de afgifte van 370,00 euro en
19. in de periode van 4 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te [woonplaats 11] [aangever 19]
en [aangever 20] tot de afgifte van 522,00 euro en
20. in de periode van 18 juni 2020 tot en met 9 september 2020 te [woonplaats 13] [aangever 21] tot de afgifte van 280,00 euro en
21. in de periode van 17 juni 2020 tot en met 20 juli 2020 te [woonplaats 14] [aangever 22]
tot de afgifte van 150,00 euro en
22. in de periode van 22 juni 2020 tot en met 6 juli 2020 te [woonplaats 1] [aangever 23] tot de afgifte van 750,00 euro en
23. in de periode van 5 juli 2020 tot en met 14 juli 2020 te [woonplaats 7]
[aangever 24] tot de afgifte van 7.575,21 euro en
27. in de periode van 8 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 te [woonplaats 13]
[aangever 25] tot de afgifte van 1.300,00 euro en
29. in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 25 augustus 2020 te [woonplaats 9]
[aangever 26] tot de afgifte van 572,00 euro en
30. in de periode van 21 augustus tot en met 22 augustus 2020 te [woonplaats 3]
[aangever 27] tot de afgifte van 900,00 euro en
31. in de periode van 29 augustus 2020 tot en met 4 september 2020 te [woonplaats 15]
[aangever 28] en [aangever 29] tot de afgifte van 251,40 euro en
32. op 31 augustus 2020 te [woonplaats 16] [aangever 30] tot de afgifte van 275,00 euro en
39. in de periode van 19 november 2020 tot en met 30 november 2020 te [woonplaats 17]
[aangever 31] tot de afgifte van 2.051,00 euro en
40. in de periode van 2 maart 2021 tot en met 08 maart 20201 te [woonplaats 1] [aangever 32] tot de afgifte van 720,00 euro en
41. in de periode van 25 januari 2021 tot en met 30 januari 2021 te [woonplaats 11]
[aangever 33] tot de afgifte van 689,35 euro tot en
42. in de periode van 19 februari 2021 tot en met 26 maart 2021 te [woonplaats 18]
[aangever 34] tot de afgifte van 1.918,88 euro en
43. in de periode van 24 februari 2021 tot en met 06 maart 2021 te [woonplaats 7] [aangever 35]
tot de afgifte van 2.206,47 euro en
44. in de periode van 15 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 te [woonplaats 8]
[aangever 36] tot de afgifte van enig geldbedrag en
45. in de periode van 17 maart 2021 tot en met 29 maart 2021 te [woonplaats 1] [aangever 37]
tot de afgifte van 600,00 euro en
46. in de periode van 30 maart 2021 tot en met 1 april 2021 te [woonplaats 1]
[aangever 38] tot de afgifte van 600,00 euro en
47. in de periode van 31 maart 2021 tot en met 1 april 2021 te [woonplaats 1] [aangever 39]
tot de afgifte van enig geldbedrag en
48. in de periode van 15 april 2021 tot en met 7 juni 2021 te [plaats] [aangever 40] tot
de afgifte van 2.955,00 euro en
49. in de periode van 6 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 te [woonplaats 8] [aangever 7]
tot de afgifte van 780,00 euro en
50. in de periode van 10 mei 2021 tot en met 22 mei 2021 te [woonplaats 19] [aangever 41]
tot de afgifte van 1.450,00 euro en
51. in de periode van 11 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te [woonplaats 13] [aangever 8]
tot de afgifte van 400,00 euro en
52. in de periode van 16 mei 2021 tot en met 2 juni 2021 te [woonplaats 20] [aangever 9]
tot de afgifte van 275,00 euro en
53. in de periode van 24 mei 2021 tot en met 31 mei 2021 te [woonplaats 21] [aangever 10]
tot de afgifte van 1.907,96 euro,
hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid,
- zich voorgedaan als bonafide klusser/schilder/vakman en/of eigenaar van bedrijven onder de namen “ [bedrijf 11] ” en ‘ [bedrijf 12] ’ en ‘ [bedrijf 13] ’ en [bedrijf 14] en [bedrijf 15] en [bedrijf 16] en [bedrijf 11] en [bedrijf 17] en [bedrijf 18] en [bedrijf 19] en [bedrijf 8] , althans een andere bedrijfsnaam dan zijn eigen en
- zich voorgedaan als [naam 7] en [naam 8] en [naam 5] / [naam 4] en [naam 3] , althans als eigenaar van of een persoon werkzaam bij voornoemde bedrijven althans gebruik heeft gemaakt van een valse identiteit en
- vervolgens afspraken gemaakt ten behoeve van door hem -verdachte- (te verrichten) werkzaamheden en
- vervolgens offertes opgesteld en verstuurd en aanbetalingen gevraagd en ontvangen en
- vervolgens niet verschenen voor de reeds aanbetaalde kluswerkzaamheden of deze kluswerkzaamheden niet of niet volledig afgemaakt,
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juni 2021 telkens een voorwerp,
te weten:
1. een geldbedrag van 592,40 euro en
4. een geldbedrag van 237,50 euro en
5. enig geldbedrag en
6. enig geldbedrag en
7. enig geldbedrag en
8. enig geldbedrag en
9. een geldbedrag van 801,00 euro en
10. een geldbedrag van 637,60 euro en
14. enig geldbedrag en
15. een geldbedrag van 1.331,20 euro en
16. enig geldbedrag en
17. enig geldbedrag en
18. een geldbedrag van 370,00 euro en
19. een geldbedrag van 522,00 euro en
20. een geldbedrag van 280,00 euro en
21. een geldbedrag van 150,00 euro en
22. een geldbedrag van 750,00 euro en
23. een geldbedrag van 7.575,21 euro en
27. een geldbedrag van 1.300,00 euro en
29. een geldbedrag van 572,00 euro en
30. een geldbedrag van 900,00 euro en
31. een geldbedrag van 251,40 euro en
32. een geldbedrag van 275,00 euro en
39. een geldbedrag van 2.051,00 euro en
40. een geldbedrag van 720,00 euro en
41. een geldbedrag van 689,35 euro en
42. een geldbedrag van 1.918,88 euro en
43. een geldbedrag van 2.206,47 euro en
44. enig geldbedrag en
45. een geldbedrag van 600,00 euro en
46. een geldbedrag van 600,00 euro en/of
47. enig geldbedrag en
48. een geldbedrag van 2.955,00 euro en
49. een geldbedrag van 780,00 euro en
50. een geldbedrag van 1.450,00 euro en
51. een geldbedrag van 400,00 euro en
52. een geldbedrag van 275,00 euro en
53. een geldbedrag van 1.907,96 euro
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen afkomstig waren uit eigen misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarden te verbinden een reclasseringstoezicht en een verbod op het gebruiken van drugs.
De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van een taakstraf van 100 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest, welke kan worden aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel en een onvoorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich bijna drie jaar lang veelvuldig schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en aan gewoontewitwassen. Hij en zijn mededader deden zich voor als bonafide klussers en wisten op die manier 38 personen te bewegen tot afgifte van geld.
In veel gevallen kwam verdachte bij de mensen thuis en gaf hij hen het vertrouwen dat de klus snel en goed uitgevoerd zou worden. Echter, nadat één of meer aanbetalingen waren gedaan werden de kluswerkzaamheden maar gedeeltelijk, slecht of helemaal niet uitgevoerd. Als door de slachtoffers om een uitleg werd gevraagd, kwamen de zogenaamde klussers met vele smoezen of gaven zij helemaal niet meer thuis. Door hun handelen hebben verdachte en zijn mededader in totaal minstens een bedrag van ruim € 33.000,00 weten te bemachtigen. Naar eigen zeggen heeft verdachte dat geld bijna volledig besteedt aan het kopen van drugs.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de daders op geraffineerde wijze te werk zijn gegaan en dat verdachte één van de hoofdrolspelers was. Voor de oplichting en het witwassen was een behoorlijke organisatie nodig. Er werd geopereerd onder valse (bedrijfs)namen waarbij misbruik werd gemaakt van Kamer van Koophandel nummers van andere bestaande bedrijven. Om het rookgordijn compleet te maken werden daarnaast verschillende adressen en telefoonnummers gebruikt en werden voor de ontvangst van de aanbetalingen bankrekeningen gebruikt die op naam stonden van andere personen, veelal familieleden van verdachte.
Het spreekt voor zich dat alle gedupeerden, waaronder ook de eigenaren van de bedrijven van wiens identiteit misbruik is gemaakt, ongemak hebben ervaren door het strafbare handelen van verdachte. Niet alleen heeft verdachte enorme materiële schade veroorzaakt,
maar ook heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Dit alles enkel en alleen om zijn drugsverslaving te bekostigen.
Bij de strafbepaling wordt acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de oriëntatiepunten die gelden voor het plegen van fraude.
De rechtbank neemt verder in aanmerking het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 30 januari 2025. Daarin wordt vermeld dat bij verdachte sprake is van lvb-problematiek, dat hij geen structurele of zinvolle dagbesteding heeft en dat sprake is van een forse schuldenlast. Als beschermende factoren worden genoemd de stabiele huisvesting van verdachte, de steun die hij ervaart van zijn gezin, de inzet van een bewindvoerder en het gegeven dat verdachte al enige tijd abstinent is van middelen.
De reclassering schrijft verder dat geen sprake is van een delictpatroon en schat het recidiverisico in als gemiddeld. Zij meent dat in het kader van het schorsingstoezicht reeds alle handvaten zijn aangereikt en acht verdere interventies en toezicht niet nodig. Geadviseerd wordt oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de conclusies van de reclassering aangaande het niet bestaan van een delictpatroon en het gemiddelde recidiverisico niet worden bevestigd door het einddossier en de daarop verkregen aanvullingen. In een recent verstrekt aanvullend proces-verbaal (datum ontvangst: 24 maart 2025) komt naar voren dat er nieuwe verdenkingen van oplichting zijn gerezen tegen verdachte gepleegd ná de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak op 7 juli 2021. Verder is op de dag van de zitting nóg een aangifte van oplichting tegen verdachte binnengekomen, welke aangifte is gedaan op 31 maart 2025 betreffende de periode december 2024 en januari 2025.
De rechtbank constateert verder dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting op grond artikel 6, eerste lid, van het EVRM. In beginsel dient een strafzaak te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar na aanvang van die redelijke termijn. In dit geval geldt als aanvangsdatum 31 mei 2021, de datum van de aanhouding van verdachte. Dit vonnis wordt gewezen op 15 april 2025. Dit betekent dat de redelijke termijn met bijna twee jaar is overschreden, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden door een strafkorting toe te passen van drie maanden.
Het bovenstaande afwegend acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van
27 maanden passend en geboden. Rekening houdend met de toe te passen strafkorting zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Een deel daarvan, te weten 6 maanden, wordt voorwaardelijk aan verdachte opgelegd om oplegging van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. De rechtbank ziet hiervoor aanleiding gelet op het complete dossier. Om diezelfde reden zal zij een langere proeftijd dan gebruikelijk opleggen, namelijk een proeftijd van drie jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

Feit 1
De rechtbank heeft overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden, voor zover deze schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde materiële schade
[aangever 42] (zaak 2) € 425,00
[aangever 43] (zaak 3) € 23.033,00
[aangever 44] (zaak 11) € 350,00
[aangever 45] (zaak 12) € 581,15
[aangever 47] (zaak 24) € 1.282,85
[aangever 48] ( zaak 25) € 75,00
[aangever 49] (zaak 26) € 200,00
[aangever 51] (zaak 33) € 250,00
[aangever 53] (zaak 35) € 1.528,13
[aangever 55] (zaak 37) € 3.692,37
[aangever 56] (zaak 38) € 300,00
Verdachte wordt in deze zaken vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
[aangever 17] (zaak 18) € 370,00
[aangever 23] (zaak 22) € 750,00
[aangever 24] en [aangever 57] (zaak 23) € 7.575,21
[aangever 27] (zaak 30) € 900,00
[aangever 28] (zaak 31) € 251,40
[aangever 30] (zaak 32) € 275,00
[aangever 32] (zaak 40) € 720,00
[aangever 33] (zaak 41) € 689,15
[aangever 34] (zaak 42) € 1.918,90
[aangever 37] (zaak 45) € 600,00
[aangever 38] (zaak 46) € 600,00
[aangever 40] (zaak 48) € 2.955,00
[aangever 41] (zaak 50) € 698,44
[aangever 8] (zaak 51) € 400,00
[aangever 9] (zaak 52) € 275,00
[bedrijf 4] € 500,00
De rechtbank acht deze vorderingen tot schadevergoeding volledig toewijsbaar.
[aangever 1] (zaak 1) € 1.100,00
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 592,40. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 22] (zaak 21) € 289,00
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 150,00. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 26] (zaak 29) € 727,42
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 572,00. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 31] (zaak 39)€ 2.471,00
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 2.051,00. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam 9] (zaak 43) € 2.318,68
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 2.206,47. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 7] (zaak 49) € 1.055,00
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 780,00. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 10] (zaak 53) € 2.800,00
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van
€ 1.907,96. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan mede gelet op de betwisting door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[bedrijf 11] € 25.000,00
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 2] (zaak 5) € 1.119,56
[aangever 3] (zaak 6) € 900,00
[aangever 4] (zaak 7) € 908,90
[aangever 14] (zaak 14) € 8.359,79
[aangever 15] (zaak 16) € 625,00
[aangever 16] (zaak 17) € 1.110,00
[aangever 36] (zaak 44) € 2.835,00
[aangever 39] (zaak 47) € 800,00
De rechtbank heeft in deze zaken telkens bewezen geacht dat de benadeelde partij is opgelicht voor enig geldbedrag. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld voor welk bedrag de benadeelde partijen daadwerkelijk schade hebben geleden. Deze benadeelde partijen worden daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Deze vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De gevorderde immateriële schade
[aangever 43] (zaak 3) € 600,00
[aangever 48] ( zaak 25) € 100,00
Verdachte is in deze zaak vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 15] (zaak 16) € 265,00
[aangever 22] (zaak 21) € 250,00
[aangever 24] en [aangever 57] (zaak 23) € 656,00
[aangever 30] (zaak 32) € 2.000,00
[aangever 34] (zaak 42) € 10.000,00
[aangever 8] (zaak 51) € 75,42
[bedrijf 4] € 1.000,00
[bedrijf 11] € 900,00 (immateriële schade)
€ 9.000,00 (affectieschade)
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een zodanige normschending dat kan worden gesproken van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Van affectieschade als bedoeld in de artikelen 6:1407 en 6:108 van het burgerlijk Wetboek is evenmin sprake. De rechtbank wijst deze vorderingen af wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toegekende vorderingen telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De wettelijke rente
De rechtbank zal bij de toegekende vorderingen telkens de wettelijke rente toewijzen vanaf de einddatum van de bewezenverklaarde pleegperiode, te weten 7 juni 2021.
Reiskosten
In de zaak [aangever 24] / [aangever 57] is een bedrag van € 26,22 gevorderd voor reiskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting niet als rechtstreekse (materiële) schade kunnen worden aangemerkt en ook niet toewijsbaar zijn als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Het wettelijk stelsel biedt geen ruimte voor de vergoeding van de (reis-)kosten die gemoeid zijn met het bijwonen van zittingen door de benadeelde partij als deze met een gemachtigde procedeert (vgl. HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414).
De rechtbank wijst de gevorderde vergoeding dan ook af.
Proceskosten
In de zaak [aangever 16] is een bedrag van € 318,00 gevorderd voor proceskosten.
De rechtbank zal deze gevorderde vergoeding afwijzen, nu [aangever 16] volledig niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de hoofdvordering.
In de zaak [aangever 24] / [aangever 57] is een bedrag gevorderd van € 1.235,00 voor proceskosten.
De rechtbank zal in die zaak een vergoeding toewijzen conform het liquidatietarief voor kantonzaken.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De in beslag genomen gereedschapskist met gereedschap is vatbaar voor verbeurdverklaring (beslagnummers 2344486, 2344487, 2344488, 2344494, 2344496, 2344498, 2344500, 2344501 en 2344503). Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoorden en dat feit 1 is begaan met betrekking tot deze voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 326, 420bis.1 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor feit 3;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart feit 1 en feit 2 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Verslavingsreclassering GGZ Novadic-Kentron te Tilburg (hierna: de reclassering);
* dat verdachte zich na aanvang van de proeftijd binnen drie werkdagen zal melden bij de reclassering en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen
[aangever 42] , [aangever 43] , [aangever 44] ,
[aangever 45] , [aangever 47] , [aangever 48] , [aangever 49] , [aangever 51] ,
[aangever 53] , [aangever 55] en [aangever 56]niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Dit neemt niet weg dat onder bepaalde omstandigheden de weg naar de burgerlijke rechter kan openstaan;
- veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen
[aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] ,
[aangever 14] , [aangever 36] en [aangever 39]niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
[aangever 16]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de gevorderde vergoeding voor de proceskosten van € 318,00 af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 17]van € 370,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 17] (feit 1), € 370,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 23]van
€ 750,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 23] (feit 1), € 750,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 27]van € 900,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 27] (feit 1), € 900,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 28]van
€ 251,40 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 28] (feit 1), € 251,40 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 32]van
€ 720,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 32] (feit 1), € 720,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 14 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 33]van € 689,15 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 33] (feit 1), € 689,15 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 13 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 37]van € 600,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 37] (feit 1), € 600,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 38]van
€ 600,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 38] (feit 1), € 600,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 40]van € 2.955,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 40] (feit 1), € 2.955,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 39 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 41]van € 698,44 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 41] (feit 1), € 698,44 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 13 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 9]van € 275,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 9] (feit 1), € 275,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 1]van € 592,40 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1] (feit1), € 592,40 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 26]van € 572,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 26] (feit1), € 572,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 31]van € 2.051,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 31] (feit1), € 2.051,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 9]van € 2.206,47 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 9] (feit1), € 2.206,47 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 32 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 7]van
€ 780,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 7] (feit1), € 780,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 10]van € 1.907,96 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 10] (feit1), € 1.907,96 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 29 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 30]van
€ 275,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 2.000,00 voor immateriële schade af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 30] (feit 1), € 275,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 34]van € 1.918,90 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 10.000,00 voor immateriële schade af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 34] (feit 1), € 1.918,90 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 29 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 8]van € 400,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 75,42 voor immateriële schade af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 8] (feit 1), € 400,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 4]van € 500,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijf 4] (feit 1), € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 22]van
€ 150,00 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 250,00 voor immateriële schade af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 22] (feit1), € 150,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
[aangever 15]niet-ontvankelijk in de vordering voor materiële schade ter hoogte van € 625,00 en bepaalt dat deze vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 265,00 voor immateriële schade af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 24] en
[aangever 57]van € 7.575,21 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de gevorderde vergoeding van € 656,00 voor immateriële schade en € 26,22 voor reiskosten af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers [aangever 24] en [aangever 57] (feit1), € 7.575,21 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 72 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 271,00;
- wijst de vordering voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij
[bedrijf 11]niet-ontvankelijk in de vordering voor de gevorderde vergoeding voor materiële schade van € 25.000,00 en bepaalt dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de gevorderde vergoedingen van € 900,00 voor immateriële schade en € 9.000,00 voor affectieschade af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen gereedschapskist met gereedschapsmaterialen (beslagnummers 2344486, 2344487, 2344488, 2344494, 2344496, 2344498, 2344500, 2344501 en 2344503);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 april 2025.
Mr. Pastoors en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot
en met 7 juni 2021 te [woonplaats 5] en/of [woonplaats 2] en/of [woonplaats 1] en/of [woonplaats 22] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, te weten:
1. in de periode van 12 april 2018 tot en met 22 april 2018 te [woonplaats 2] [aangever 1] tot de
afgifte van (totaal) 991,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 228) en/of
2. in de periode van 11 mei 2018 tot en met 14 mei 2018 te [woonplaats 18] [aangever 42] tot de
afgifte van (totaal) 300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 235) en/of
3. in de periode van 17 september 2018 tot en met 09 juni 2020 te [woonplaats 1] [aangever 43]
tot de afgifte (totaal) 30.000,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 243) en/of
4. in de periode van 01 maart 2019 tot en met april 2019 te [woonplaats 3] [aangever 11]
tot de afgifte van (totaal) 237,50 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 245) en/of
5. in de periode van 10 april 2019 tot en met 28 juni 2019 te [woonplaats 1] [aangever 2] tot de
afgifte van (totaal) 1.010,64 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 272) en/of
6. in de periode van 01 mei 2019 tot en met 12 juni te [woonplaats 4] [aangever 3] tot
de afgifte van (totaal) 1.200,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 282) en/of
7. in de periode van 03 juli 2019 tot en met 20 september 2019 te [woonplaats 5] [aangever 4]
tot de afgifte van (totaal) 908,90 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 300) en/of
8. in de periode van 19 juli 2019 tot en met 03 augustus 2019 te [woonplaats 1] [aangever 5]
tot de afgifte van (totaal) 1.850,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 308) en/of
9. in de periode van 24 augustus 2019 tot en met 04 september 2019 te [woonplaats 6]
[aangever 58] en/of [aangever 12] tot de afgifte van (totaal) 900,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 311) en/of
10. in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te [woonplaats 7] [aangever 13]
tot de afgifte van (totaal) 637,90 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 354) en/of
11. in de periode van 01 januari 2020 tot en met 15 maart 2020 te [woonplaats 5] [aangever 44]
tot de afgifte van (totaal) 500,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 362) en/of
12. in de periode van 15 februari 2021 tot en met 06 maart 2021 te [woonplaats 11]
[aangever 45] tot de afgifte van (totaal 581,15 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 377) en/of
13. in of omstreeks de periode van 17 februari 2020 tot en met 20 februari 2020 te [woonplaats 7] [aangever 46] tot de afgifte van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 380) en/of
14. in de periode van 01 maart 2020 tot en met 22 september 2020 te [woonplaats 8]
[aangever 14] tot de afgifte van (totaal) 12.727,31 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 389) en/of
15. in de periode van 01 maart 2020 tot en met 20 maart 2020 te [woonplaats 9] [aangever 6]
tot de afgifte van (totaal) 1.331,20 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 442) en/of
16. in de periode van 03 maart 2020 tot en met 7 april 2020 te [woonplaats 10] [aangever 15]
tot de afgifte van (totaal) 625,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 445) en/of
17. in de periode van 10 maart 2020 tot en met 4 juni 2020 te [woonplaats 11] [aangever 16] tot de afgifte van (totaal) 350,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 468) en/of
18. in de periode van 03 juni 2020 tot en met 13 juni 2020 te [woonplaats 12] [aangever 17]
en/of [aangever 18] tot de afgifte van (totaal) 925,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 511) en/of
19. in de periode van 4 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te [woonplaats 11] [aangever 19]
en/of [aangever 20] tot de afgifte van (totaal) 522,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 522) en/of
20. in de periode van 18 juni 2020 tot en met 9 september 2020 te [woonplaats 13] [aangever 21] tot de afgifte van (totaal) 280,00, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 558) en/of
21. in de periode van 17 juni 2020 tot en met 20 juli 2020 [woonplaats 14] [aangever 22]
tot de afgifte van (totaal) 150,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 565) en/of
22. in de periode van 22 juni 2020 tot en met 6 juli 2020 te [woonplaats 1] [aangever 23] tot de afgifte van (totaal) 1.675,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 610) en/of
23. in de periode van 05 juli 2020 tot en met 14 juli 2020 te [woonplaats 7] [aangever 24]
tot de afgifte van (totaal) 8.148,58 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 625) en/of
24. in de periode van 17 juli 2020 tot en met 18 juli 2020 te [woonplaats 5] [aangever 47] tot
de afgifte van (totaal) 1.025,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 691) en/of
25. in de periode van 18 juli 2020 tot en met 10 augustus 2020 te [woonplaats 23] [aangever 48]
tot de afgifte van (totaal) 75,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 695) en/of
26. in de periode van 02 augustus 2020 tot en met 03 augustus 2020 te [woonplaats 24] [aangever 49]
tot de afgifte van (totaal) 200,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 698) en/of
27. in de periode van 08 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 te [woonplaats 13]
[aangever 25] tot de afgifte van (totaal) 1.300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 705) en/of
28. in de perode van 08 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 te
[woonplaats 10] [aangever 50] tot de afgifte van (totaal) 150,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 725) en/of
29. in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 25 augustus 2020 te [woonplaats 9]
[aangever 26] tot de afgifte van (totaal) 572,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 747) en/of
30. in de periode van 21 augustus tot en met 22 augustus 2020 te [woonplaats 3]
[aangever 27] tot de afgifte van (totaal) 900,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 751) en/of
31. in de periode van 29 augustus 2020 tot en met 04 september 2020 te [woonplaats 25]
en/of [woonplaats 15] [aangever 28] tot de afgifte van (totaal) 575,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 776) en/of
32. op of omstreeks 31 augustus 2020 te [woonplaats 16] [aangever 30] tot de afgifte
van (totaal) 675,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 807) en/of
33. op of omstreeks 6 oktober 2020 te [woonplaats 26] [aangever 51] tot de afgifte van
(totaal) 250,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 864) en/of
34. in de periode van 21 oktober 2020 tot en met 4 november 2020 te [woonplaats 27] [aangever 52]
tot de afgifte van (totaal) 1.100,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 887) en/of
35. in de periode van 24 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te [woonplaats 28] [aangever 53]
tot de afgifte van (totaal) 1.528,13 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 934) en/of
36. in de periode van 26 oktober 2020 toto en met 31 oktober 2020 te [woonplaats 1] [aangever 54]
tot de afgifte van (totaal) 800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 936) en/of
37. in de periode van 29 oktober 2020 tot en met 8 november 2020 te [woonplaats 26] [aangever 55]
tot de afgifte van (totaal) 3.231,30 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 939) en/of
38. in de periode van 6 november 2020 tot en met 11 november 2020 te [woonplaats 29]
[aangever 56] tot de afgifte van (totaal) 300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 958) en/of
39. in de periode van 19 november 2020 tot en met 30 november te [woonplaats 17] [aangever 31]
tot de afgifte van (totaal) 2.051,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 975,00) en/of
40. in de periode van 19 januari 2021 tot en met 08 maart 20201 te [woonplaats 1] [aangever 32]
tot de afgifte van (totaal) 720,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 978) en/of
41. in de periode van 25 januari 2021 tot en met 29 januari 2021 te [woonplaats 11]
[aangever 33] tot de afgifte van (totaal) 689,35 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 983) en/of
42. in de periode van 19 februari 2021 tot en met 26 maart 2021 te [woonplaats 18] [aangever 34]
tot de afgifte van (totaal) 1.918,90, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 998) en/of
43. in de periode van 24 februari 2021 tot en met 06 maart 2021 te [woonplaats 7] [aangever 35]
tot de afgifte van (totaal) 2.206,47 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1054) en/of
44. in de periode van 15 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 te [woonplaats 8] [aangever 36]
tot de afgifte van (totaal) 2.835,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1056) en/of
45. in de periode van 17 maart 2021 tot en met 29 maart 2021 te [woonplaats 1] [aangever 37]
tot de afgifte van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1083) en/of
46. in de periode van 30 maart 2021 tot en met 01 april 2021 te [woonplaats 1] [aangever 38]
tot de afgifte van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1103) en/of
47. in de periode van 31 maart 2021 tot en met 01 april 2021 te [woonplaats 1] [aangever 39]
tot de afgifte van (totaal) 800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1105)
48. in de periode van 15 april 2021 tot en met 07 juni 2021 te [plaats] [aangever 40] tot
de afgifte van (totaal) 2.955 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1124) en/of
49. in de periode van 06 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 te [woonplaats 8] [aangever 7]
tot de afgifte van (totaal) 780,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1169) en/of
50. in de periode van 10 mei 2021 tot en met 22 mei 2021 te [woonplaats 19] [aangever 41]
tot de afgifte van (totaal) 1.450,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1174) en/of
51. in de periode van 11 mei 2021 tot en met 07 juni 2021 te [woonplaats 13] [aangever 8]
tot de afgifte van (totaal) 400,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1220) en/of
52. in de periode van 16 mei 2021 tot en met 02 juni 2021 te [woonplaats 20] [aangever 9]
tot de afgifte van (totaal) 1.450,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1222) en/of
53. in de periode van 24 mei 2021 tot en met 31 mei 2021 te [woonplaats 21] [aangever 10]
tot de afgifte van (totaal) 1.907,96 euro, in elk geval enig geldbedrag (aangifte blz. 1233),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid,
- zich voorgedaan als bonafide klusser/schilder/vakman en/of eigenaar van (een) bedrijf(ven) onder de namen “ [bedrijf 11] ” en/of ‘ [bedrijf 12] ’ en/of ‘ [bedrijf 13] ’ en/of [bedrijf 14] en/of [bedrijf 15] en/of [bedrijf 16] en/of [bedrijf 20] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 17] en/of [bedrijf 21] specialist en/of [bedrijf 22] en/of [bedrijf 18] en/of [bedrijf 23] / [bedrijf 19] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 8] , althans een andere (bedrijfsnaam) dan zijn eigen en/of
- zich voorgedaan als [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 5] / [naam 4] en/of [naam 3] , althans als eigenaar van of een persoon werkzaam bij voornoemde bedrijven, althans enig bedrijf, althans gebruik heeft gemaakt van een valse identiteit en/of
- ( vervolgens) afspraken gemaakt ten behoeve van door hem -verdachte- (te verrichten) werkzaamheden en/of
- ( vervolgens) offerte(s) opgesteld en/of verstuurd en/of (een) aanbetaling(en)/vooruitbetaling(en) gevraagd en/of ontvangen en/of
- ( vervolgens) niet /verschenen voor de (reeds (aan)betaalde klus/werkzaamheden) en/of deze klus/werkzaamheden niet en/of niet volledig afgemaakt,
waardoor voornoemde pers(o)o(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot
en met 7 juni 2021 te [woonplaats 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en):
1. een geldbedrag van (totaal) 991,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
2. een geldbedrag van (totaal) 300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
3. een geldbedrag van (totaal) 30.000,00 euro, in elk geval enig geldbedrag euro en/of
4. een geldbedrag van (totaal) 237,50 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
5. een geldbedrag van (totaal) 1.010,64 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
6. een geldbedrag van (totaal) 1.200,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
7. een geldbedrag van (totaal) 908,90 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
8. een geldbedrag van (totaal) 1.850,00 euro, in elk geval enig geldbedrag euro en/of
9. een geldbedrag van (totaal) 900,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
10. een geldbedrag van (totaal) 637,90 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
11. een geldbedrag van (totaal) 500,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
12. een geldbedrag van (totaal) 581,15 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
13. een geldbedrag van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
14. een geldbedrag van (totaal) 12.727,31 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
15. een geldbedrag van (totaal) 1.331,20 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
16. een geldbedrag van (totaal) 625,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
17. een geldbedrag van (totaal) 350,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
18. een geldbedrag van (totaal) 925,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
19. een geldbedrag van (totaal) 522,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
20. een geldbedrag van (totaal) 280,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
21. een geldbedrag van (totaal) 150,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
22. een geldbedrag van (totaal) 1.675,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
23. een geldbedrag van (totaal) 8.148,58 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
24. een geldbedrag van (totaal) 1.025,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
25. een geldbedrag van (totaal) 75,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
26. een geldbedrag van (totaal) 200,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
27. een geldbedrag van (totaal) 1.300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
28. een geldbedrag van (totaal) 150,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
29. een geldbedrag van (totaal) 572,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
30. een geldbedrag van (totaal) 900,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
31. een geldbedrag van (totaal) 575,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
32. een geldbedrag van (totaal) 675,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
33. een geldbedrag van (totaal) 250,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
34. een geldbedrag van (totaal) 1.100,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
35. een geldbedrag van (totaal) 775,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
36. een geldbedrag van (totaal) 800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
37. een geldbedrag van (totaal) 3.231,30 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
38. een geldbedrag van (totaal) 300,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
39. een geldbedrag van (totaal) 2.051,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
40. een geldbedrag van (totaal) 720,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
41. een geldbedrag van (totaal) 689,35 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
42. een geldbedrag van (totaal) 1.918,90 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
43. een geldbedrag van (totaal) 2.206,47 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
44. een geldbedrag van (totaal) 2.835,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
45. een geldbedrag van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
46. een geldbedrag van (totaal) 600,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
47. een geldbedrag van (totaal) 800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
48. een geldbedrag van (totaal) 2.955 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
49. een geldbedrag van (totaal) 780,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
50. een geldbedrag van (totaal) 1.450,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
51. een geldbedrag van (totaal) 400,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
52. een geldbedrag van (totaal) 1.450,00 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
53. een geldbedrag van (totaal) 1.907,96 euro, in elk geval enig geldbedrag
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
van voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 mei 2019 tot en met
30 april 2021 te [woonplaats 5] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meerdere facturen en/of contracten valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
- een contract van het bedrijf [bedrijf 14] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Voorkant Woning Alles opnieuw Kitten & Lakken, Dakgoot voorkant & achterkant Repareren & opnieuw schilderen, Voor gevel opnieuw Texen & inpechneren" met [contractnummer 1] , geadresseerd aan Familie [aangever 3] (blz. 287) en/of
- een contract van het bedrijf [bedrijf 14] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Ramen van Dakkapel buitenkant Gekit, Glaslat Vervangen Afkitten & Slagbalk Vervangen Afkitten & Aflakken" met [contractnummer 2] , met een gesteld bedrag van 453,90 euro (inclusief BTW), geadreseerd aan [aangever 4] (blz. 306) en/of
- een contract van het bedrijf [bedrijf 14] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Voorkant & Achterkant woning opnieuw lakken. Alle Raamkozijnen & Achterdeur & Voordeur. Dakkapel Opnieuw lakke. kortom al het Buiten Schilderwerk van de Woning opnieuw Lakken. Tevens de raamkozijnen opnieuw Kitten & Houtrot Repareren" met [contractnummer 3] , met een gesteld bedrag van 900,00, geadresseerd aan Familie [aangever 58] (blz. 317) en/of
- een mail van het bedrijf [bedrijf 14] versturen met als vermeld hoger uitvallende kosten met een bedrag van 551,00 euro, geadresseerd aan Familie [aangever 58] (blz. 325) en/of
- een contract van het bedrijf [bedrijf 15] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Voordeur + Achterdeur + Kozijn kitten & lakken, Plafond opniuew texen + 3x binnen deuren lakken Kitwerkzaamheden verrichten, Dakkapel Buitenkant opnieuw kitten & lakken & 6 Kozijnen Bewerken & Lakken" met [contractnummer 4] , met een gesteld bedrag van 600,00 euro, geadresseerd aan [naam 10] (blz. 387) en/of
- een contract van het bedrijf [bedrijf 15] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "De Woning aan de Voorkant & Achterkant Volledig
opnieuw Schilderen kortom alle Raamkozijnen de Buiten Opnieuw Lakken" met [contractnummer 4] , met gesteld bedrag van 625,00 euro, geadresseerd aan [naam 11] (blz. 465) en/of
- een contract-overeenkomst van het bedrijf [bedrijf 9] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten Volledig plafon schuren impregneren, 1 x voorbewerken multi primer, 2 x behandelen isolatie tex 9010" met een vermeld bedrag van 188,90, geadresseerd aan [aangever 16] (blz. 474) en/of
- een contract-overeenkomst van [bedrijf 11] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Badkamer wanden opnieuw betegelen, Badkamer vloer opnieuw betegelen, Douche cabine plaatsen & bad meubel plaatsen, Tegels 30x60) met een gesteld bedrag van 925,00 euro, geadresseerd aan [aangever 18] (blz. 515) en/of
- een contract/overeenkomst van [bedrijf 11] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Volledig nieuwe Leiding aanleggen voor de Vaatwasser Met verdeler aan & afvoer punt, Een nieuwe stroom punt aanlegen met een Geaard Stopcontact voor de vaatwasser, Vaatwasser aansluiten en instaleren voor de klant" met een gesteld bedrag van 225,00 euro, geadresseerd aan [aangever 22] (blz. 572) en/of
- een contract/overeenkomst van [bedrijf 11] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Regen afvoer creëren van met 4-7 regenpijp, Volledig heel plat dak voorzien met Dak tegels van 60x60 per Dak tegel, Met een door lopend afvoer punt naar de regenpijk, Geheel Hekwerk plaatsen & Monteren over heel de lengte van het Plat dak" met een gesteld bedrag van 1.675,00 euro, geadresseerd aan Familie [naam 12] (blz. 613) en/of
- een offerte van het bedrijf [bedrijf 14] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Tex Werkzaamheden Verrichten + - 120 vierkante Meter, Alles Voor Strijken & 2 x texen. 1 Wand in twee kleuren" met [contractnummer 5] , met een gesteld bedrag van 850,00 euro (blz. 1249) en/of
- een overeenkomst/contract van het bedrijf [bedrijf 3] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Onder de Overkapping alles opnieuw vlak zetten ophogen met ophoog zand en opnieuw Bestraten, Tevens ook een afsluitband plaatsen, Kortom alles opnieuw inslijpen en bestraten" met een gesteld bedrag van 490,50 euro, geadresseerd aan [naam 13] (blz. 1263) en/of
- een contract-overeenkomst van het bedrijf [bedrijf 11] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Volledige Veranda (overkapping) Plaatsen,
Monteren en volledig afwerken, Over het gehele Dak netjes branden met Dakleer"
met een gesteld bedrag van 884,65 euro, geadresseerd aan Familie [naam 14] (blz. 1269) en/of
- een contract/overeenkomst van het [bedrijf 11] met als vermelde werkzaaheden en/of diensten "Volledige Dak lood verwijderen & de Oude voegen verwijderen, Over de Gehele lengte opnieuw isoleren / Lood aanbrengen En over de gehele lengte opnieuw de voegrand terug plaatsen" met een gesteld bedrag van 500,00 euro, geadresseerd aan Familie [naam 15] (blz. 1273),
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)