In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 juli 2023. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 1 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 vastgesteld op € 217.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift diverse punten genoemd waarom hij de vastgestelde waarde te hoog vindt en heeft verzocht om verstrekking van gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende over voldoende gegevens beschikte om de juistheid van de waarde te controleren en dat er geen schending van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.