Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van SaBeWa. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 oktober 2023, waarbij de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 is vastgesteld op € 405.000. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond.
Belanghebbende heeft op 24 maart 2025 per e-mail aan de rechtbank laten weten dat hij zijn beroep intrekt en dat de geplande mondelinge behandeling op 25 maart 2025 niet meer nodig is. De rechtbank heeft belanghebbende echter gewezen op het feit dat e-mails niet in behandeling worden genomen en heeft een intrekkingsformulier toegestuurd. Dit formulier is niet binnen de gestelde termijn van twee weken ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende correct was uitgenodigd voor de zitting. Gezien de intrekking van het beroep door belanghebbende, concludeert de rechtbank dat er geen geschil meer bestaat en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft bepaald dat het griffierecht niet wordt teruggegeven.