ECLI:NL:RBZWB:2025:2146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11274015 \ CV EXPL 24-4223 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling bij particuliere verkoop caravan

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkoper van een 21 jaar oude caravan. De koper, na enkele maanden gebruik, ontdekte dat de bodem van de caravan rot was en vorderde terugbetaling van de koopsom van € 8.000,-. De koper stelde dat de verkoper zijn mededelingsplicht had geschonden door niet te vermelden dat hij eerder een rotte plek in de bodem had gerepareerd. De verkoper betwistte de claims en stelde dat de caravan in goede staat was verkocht. De kantonrechter oordeelde dat de vernietiging van de koopovereenkomst rechtsgeldig was, omdat de verkoper had nagelaten essentiële informatie over de staat van de caravan te verstrekken. De rechter oordeelde dat de koper tijdig had geklaagd en dat de verkoper de koopsom moest terugbetalen, evenals de stallingskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de verkoper opgelegd. Het vonnis benadrukt de verplichting van verkopers om transparant te zijn over gebreken en de gevolgen van het niet naleven van deze mededelingsplicht.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer 11274015 \ CV EXPL 24-4223
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[koper]
wonende te [plaats]
eisende partij
hierna te noemen: [koper]
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[verkoper]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [verkoper]
gemachtigde: mr. J.A. van Essen
De zaak in het kort
In 2022 heeft [koper] van [verkoper] een 21 jaar oude caravan gekocht. Enkele maanden later is het [koper] gebleken dat de bodem van de caravan een gebrek vertoonde. Zij wil nu het aankoopbedrag terug en een vergoeding voor door haar gemaakte kosten. [verkoper] wil aan die eis niet voldoen. Hij stelt dat de caravan in goede staat verkeerde toen hij die aan [koper] verkocht.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024;
- de nadien door [koper] ingebrachte productie 6;
- de mondelinge behandeling op 14 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft
gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verkoper] en [koper] zijn beiden particulier, dat wil zeggen natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
2.2.
In augustus 2022 hebben [koper] en haar toenmalige partner de caravan met [kenteken] van [verkoper] gekocht voor een bedrag van € 8.000,-. Na de koop werd het kenteken op naam van [koper] gesteld.
2.3.
Onmiddellijk nadat de koopovereenkomst was gesloten heeft [verkoper] op verzoek van [koper] de caravan teruggeplaatst in de stalling.
2.4.
Op 4 april 2024 heeft [koper] in een Whatsappbericht aan [verkoper] laten weten dat zij heeft geconstateerd dat de onderkant van de caravan rot is en heeft zij hem gevraagd om het gebrek te herstellen dan wel de caravan terug te nemen en de koopsom terug te betalen. [verkoper] heeft geantwoord daar niet aan te zullen voldoen.
2.5.
In een op 16 oktober 2023 door middel van een deurwaardersexploot aan [verkoper] betekende brief heeft [koper] de koopovereenkomst vernietigd en heeft zij hem gesommeerd om binnen 15 dagen de koopsom plus € 125,- voor gemaakte taxatiekosten aan haar te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[koper] vordert dat [verkoper] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 8.197,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023, en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 775,- en de kosten van de procedure.
3.2.
[verkoper] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [koper] in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [koper] in de kosten van dit geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[koper] baseert de vernietiging van de koopovereenkomst op dwaling [1] . Zij stelt dat zij voorafgaande aan de koop de caravan heeft bekeken en onderzocht en aan [verkoper] vragen heeft gesteld over de staat ervan. [verkoper] heeft toen niets verteld over de bodem. De antwoorden van [verkoper] op haar vragen leken plausibel en gaven geen aanleiding om een keuring of ander onderzoek te laten uitvoeren. [verkoper] heeft echter de op hem rustende mededelingsplicht geschonden. Hij wist van het bestaan van de gebreken aan de vloer.
Toen zij op haar beurt enkele maanden later de caravan te koop aanbood werd zij door een zekere [naam] er op gewezen dat die eerder tegenover [verkoper] belangstelling voor de caravan had getoond maar van koop had afgezien omdat hem was gebleken dat ter hoogte van de keuken de bodem verrot was. Doordat de caravan in de stalling had gestaan heeft zij dat gebrek niet eerder ontdekt. Wanneer zij van de gebreken aan de vloer op de hoogte was geweest en [verkoper] aan haar had verteld dat hij een rotte plek in de bodem heeft gerepareerd, dan had zij eerst onderzoek naar de bodem van de caravan laten doen en had zij de caravan mogelijk niet, of in ieder geval niet voor dezelfde prijs gekocht.
Voor het geval dat wordt geoordeeld dat de vernietiging wegens dwaling niet rechtsgeldig is, vordert [koper] dat [verkoper] wegens non-conformiteit respectievelijk tekortschieten haar schade vergoedt. [koper] begroot die schade op de koopsom, vermeerderd met € 125,- wegens taxatiekosten en € 72,94 aan stallingskosten.
4.2.
[verkoper] erkent dat hij door genoemde [naam] er op is gewezen dat in de bodem van de caravan een rotte plek aanwezig was. Hij heeft die plek gerepareerd. Op het moment van verkoop aan [koper] was de caravan in goede staat, althans in een staat zoals mag worden verwacht van een caravan van ruim 20 jaar oud. Van enig gebrek was toen geen sprake, aldus [verkoper], die verder aanvoert dat [koper] het eventuele gebrek eerder had behoren te ontdekken. Door pas 7 maanden na aankoop te klagen heeft zij de wettelijke klachtplicht [2] geschonden. Een beroep op dwaling komt [koper] niet toe. Voorafgaande aan de koop heeft zij slechts een korte visuele inspectie uitgevoerd. Van haar had mogen worden verwacht dat zij deugdelijk onderzoek zou doen, zoals door middel van een inspectie door een deskundige, of in ieder geval door te informeren naar de staat van de caravan. Zij heeft ook geen blik geworpen onder de caravan, terwijl dat wel mogelijk was.
Verder stelt [verkoper] dat niet duidelijk is waaruit de door [koper] subsidiair gestelde tekortkoming in de nakoming zou bestaan. Er is geen sprake van een gebrek aangezien de rotte plek in de bodem door hem is gerepareerd. Bovendien is geen sprake van een deugdelijke ingebrekestelling waarin een termijn voor herstel is gegund.
4.3.
Geoordeeld wordt dat de vernietiging van de koopovereenkomst door [koper] rechtsgeldig is. De kantonrechter licht dat toe.
4.4.
Partijen twisten over de vraag of ten tijde van de koop de bodem van de caravan rot was, althans een gebrek had. Dit kan echter in het midden blijven. Vaststaat dat in de bodem van de caravan een rotte plek zat. [verkoper] stelt dat hij de rotte plek zelf heeft gerepareerd. Hij heeft dit voorafgaand aan de koop van de caravan niet gemeld aan [koper]. De kantonrechter is het met [koper] eens dat hij dit wel had moeten doen. Het is aannemelijk dat [koper], als zij op de hoogte was geweest van de reparatie, de caravan niet gekocht zou hebben zonder onderzoek te (laten) doen naar de staat van de bodem. De bodem van een caravan is een essentieel onderdeel van een caravan, omdat een gebrekkige bodem de caravan onbruikbaar en onveilig maakt. [verkoper] had er daarom rekening mee moeten houden dat de aanwezigheid van een rotte plek in de bodem voor [koper] van groot belang zou zijn, ook al had hij de rotte plek gerepareerd. Door geen melding te maken van het bestaan van de rotte plek, heeft hij [koper] de mogelijkheid ontnomen om hiernaar onderzoek te (laten) doen [3] . Aan [koper] kan niet worden tegengeworpen dat zij niet uit zichzelf onderzoek heeft gedaan naar de staat van de bodem van de caravan, omdat [verkoper] zelf een mededelingsplicht had en deze niet heeft nageleefd.
4.5.
[koper] heeft niet te laat geklaagd. Het gaat in dit geval om een gebrek dat betrekking heeft op feiten die [verkoper] kende (namelijk de aanwezigheid van een rotte plek). Dit betekent dat [koper] binnen bekwame tijd na de ontdekking van het gebrek moest klagen. [koper] heeft het gebrek pas ontdekt nadat zij de caravan te koop had gezet en kort daarna heeft zij bij [verkoper] geklaagd.
4.6.
Met de vernietiging van de koopovereenkomst is de rechtsgrond met terugwerkende kracht ontvallen aan de geleverde prestaties. Dit betekent dat [verkoper] de koopsom van
€ 8.000,00 als onverschuldigd betaald aan [koper] moet terugbetalen. De eigendom van de caravan valt van rechtswege terug aan [verkoper]. Noodzakelijk is wel dat het kenteken opnieuw op naam van [verkoper] wordt gesteld.
4.7.
De kantonrechter zal het bedrag van € 72,94 aan stallingskosten toewijzen. Door het schenden van de mededelingsplicht heeft [verkoper] onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [koper]. Als gevolg hiervan heeft [koper] schade geleden in de vorm van nodeloos gemaakte stallingskosten.
4.8.
De kantonrechter zal de kosten voor het onderzoek afwijzen. [koper] heeft niet onderbouwd dat deze kosten zijn gemaakt om de schade vast te stellen. In de dagvaarding is vermeld dat het zou gaan om kosten voor een taxatie. Pas tijdens de mondelinge behandeling is gesteld dat het zou gaan om kosten voor een onderzoek naar de schade aan de caravan. Dit volgt echter niet uit de overgelegde factuur, waarop als omschrijving “taxatiekosten” is vermeld.
4.9.
[koper] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van
€ 775,00, gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [verkoper] betwist dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
4.10.
De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-Integraal 2013, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
4.11.
[koper] heeft ter toelichting op de gevorderde kosten verwezen naar alle buitengerechtelijke werkzaamheden die voorafgaand aan de procedure zijn verricht om [verkoper] buiten rechte tot vergoeding te bewegen. Uit de bijgevoegde stukken volgt dat de gemachtigde van [koper] een aantal aanmaningen heeft gestuurd, waarin de vordering nader wordt toegelicht. Daarmee heeft [koper] voldoende onderbouwd dat de gevorderde kosten als ontstaan door buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk. De kantonrechter zal deze kosten daarom toewijzen.
4.12.
De wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen. Voor de stallingskosten geldt dat niet is gesteld wanneer deze kosten zijn gemaakt, zodat de kantonrechter de wettelijke rente over de stallingskosten zal toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.13.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet [verkoper] de proceskosten betalen. De proceskosten van [koper] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.174,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verkoper] om aan [koper] te betalen een bedrag van € 8.072,94, vermeerderd met de wettelijke rente over € 8.000,00 vanaf 1 november 2023 en over een bedrag van € 72,94 vanaf 16 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [verkoper] om aan [koper] te betalen een bedrag van € 775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [verkoper] in de proceskosten van € 1.174,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verkoper] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en is in het openbaar uitgesproken op
9 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:228 lid 1, aanhef en onder b BW.
2.Artikel 7:23 BW.
3.Hof ’s-Hertogenbosch 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4624.