ECLI:NL:GHSHE:2017:4624

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
200.186.456_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwaling bij aankoop van een tweedehands auto en mededelingsplicht van de verkoper

In deze zaak gaat het om de vraag of de koopovereenkomst van een tweedehands auto kan worden vernietigd op grond van dwaling. De appellante, een vennootschap, heeft een auto verkocht aan de geïntimeerde, die later ontdekte dat de auto een schadeverleden had. De geïntimeerde vorderde vernietiging van de koopovereenkomst, stellende dat de verkoper had verzuimd om hem te informeren over het schadeverleden van de auto, wat een schending van de mededelingsplicht zou zijn. De kantonrechter had in eerste aanleg de koopovereenkomst vernietigd en de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen. De vennootschap ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof bevestigde de bevindingen van de kantonrechter en oordeelde dat de vennootschap inderdaad een mededelingsplicht had geschonden door het schadeverleden van de auto niet te vermelden. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde de auto niet zou hebben gekocht als hij op de hoogte was geweest van het schadeverleden. De vennootschap werd veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, inclusief de kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid, en de buitengerechtelijke incassokosten. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de kantonrechter en legde de proceskosten van het hoger beroep op aan de vennootschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.186.456/01
arrest van 24 oktober 2017
in de zaak van
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [de vennootschap] ,
advocaat: mr. R.C.J. Jacobs te Schijndel,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.H.L. Dankers te Heerlen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 juli 2017 in het hoger beroep van de vonnissen van 17 juni 2015 en 20 januari 2016, door de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [de vennootschap] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.

5.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3162483 CV EXPL 14-6951)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

6.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het arrest van 4 juli 2017;
  • de akte van appellante van 1 augustus 2017 met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.1. In dit hoger beroep kan – voor zover relevant - worden uitgegaan van de volgende feiten.
blijkens op de schriftelijke koopovereenkomst geplaatste dagtekening heeft [geïntimeerde] op 6 januari 2014 een gebruikte personenauto gekocht van [de vennootschap] . Het betreft een auto van het merk SEAT, type Altea XL Freetrack, datum eerste toelating 30 juli 2008, kilometerstand 134.248.
de koopsom voor de auto is vastgesteld op € 12.950,= exclusief de hierna nog te noemen korting. Als bijkomende kosten vermeldt de koopovereenkomst € 400,= voor een grote beurt, € 195,= afleverkosten, 4 stalen velgen plus winterbanden (€ 783,=), de kosteloze levering van een nieuwe accu en kosteloos “Achterklep plus dorpel bijwerken”. Voorts staat handgeschreven op de overeenkomst vermeld;
“- Auto wordt geleverd incl. grote beurt, zoals gezien en bereden.
- Geen Bovag Garantie
- Apk tot 10-7-2014”
blijkens het plaatsen van een handtekening/paraaf op de koopovereenkomst heeft [geïntimeerde] bij aankoop uitdrukkelijk afgezien van (BOVAG-)garantie.
blijkens het aankruisen van een keuzevakje en het plaatsen van een handtekening/paraaf op de koopovereenkomst heeft [geïntimeerde] bij aankoop verklaard:

“Klant is ter zake kundig, wenst geenerlei vorm van garantie en bedingt hiervoor een korting ter grootte van € 1.000”

de levering van de auto heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014. [geïntimeerde] heeft de auto op 3 februari 2014 ter keuring aangeboden aan de ANWB. Een van deze keuring opgemaakt rapport is als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg in het geding gebracht. Voor de relevante inhoud zie r.o. 3.1.2.
na keuring door de ANWB is de auto voor een onderzoek naar de wijze waarop een schade was hersteld onderzocht door KGA Netherlands B.V. De bevindingen uit dit onderzoek zijn als productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg in het geding gebracht. Voor de relevante inhoud zie r.o. 3.1.3.
bij brief van 28 maart 2014 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [de vennootschap] onder meer gewezen op het bestaan van een mededelingsplicht ten aanzien van het schadeverleden en op de omstandigheid dat [geïntimeerde] de auto niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gekocht, wanneer hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, waarbij een beroep wordt gedaan op buitengrechtelijke ontbinding voor het geval waarin [de vennootschap] weigert aansprakelijkheid te aanvaarden.
bij tussenvonnis van 17 juni 2015 heeft de kantonrechter een deskundigenbericht gelast en ing. J.A. Dijkstra daartoe benoemd als deskundige. Diens rapport is als onderdeel nr. 8 van het procesdossier in eerste aanleg in het geding gebracht. Voor de relevante inhoud zie r.o. 3.1.4.
3.1.2. Het keuringsrapport van de ANWB vermeldt, voor zover ten deze van belang:
“Er is een foutcode in de electronica, dit dient hersteld te worden (zie uitdraai storingsdiagnose).
Het chassis/draaggedeelte heeft geen geconstateerde afwijkingen.
De carrosserie heeft plaatselijke roestinwerking.
Het voertuig heeft plaatschade gehad.
Het schadeherstel is redelijk uitgevoerd.
Portier past niet goed afhangen
Portierslot vernieuwen en/of repareren
Kofferdeksel i.v.m. roest tegen roest behandelen
Er is een fout code(s) in het comfortsysteem aanwezig. Dit dient nader gecontroleerd en hersteld te worden.
De carrosserie is aan de linkerzijde overgespoten.
De carrosserie is aan de rechterzijde overgespoten.
(…)
Motor inwendig reinigen en nader controleren op olielekkage. De lekkage opheffen.
Er is een fout code(s) in het motormanagement aanwezig. Dit dient nader gecontroleerd en hersteld te worden.
Er is een dieseldiagnose uitgevoerd (voldoet aan de gestelde norm)”
3.1.3. Het rapport van KGA Netherlands B.V. bevat de navolgende tekst:
1. Inspectie carrosserie
  • Naden, carrosserie delen sluiten niet goed op elkaar aan. Dit is o.a. goed te zien bij de portieren (foto’s 4 en 5) maar ook bij de bumpers (foto’s 6 t/m 9). Wat opvalt bij de bumpers zijn de naden die in breedte variëren (foto 6 & 7) wat duidt op een onjuiste/slechte montage. Op foto 10 en 11 is goed te zien dat de naden tussen motorkap en bumper verschillen. Dit zou niet zo moeten zijn.
  • Onjuist gemonteerde koplamp (Kit gebruikt waar dit niet zou moeten en scheef gemonteerd, zie foto 12 & 13)
  • delen raken elkaar, motorkap, kofferdeksel (foto 15) waardoor roestvorming ontstaat
  • slecht passende/verkeerd gemonteerde delen o.a. in het interieur Foto’s 19 t/m 23c. De kunststof kappen van de dorpel sluiten niet op elkaar aan en vertonen te grote naden (foto 19 & 20). De wielkuipen zijn slecht gemonteerd. Op foto 23 is te zien dat de wielkuip niet goed aansluit.
  • spuitnevel/slecht spuitwerk foto’s 16, 17 & 18
  • slecht gemonteerde deurrubbers (foto 24 & 25)
  • ontbrekend afdekkapje (foto 26)

2.Inspectie onderkant

• Subframe, draagarmen niet vervangen. Reservewiel ligt hoger i.v.m. 4 wielaandrijving
• Slechte afwerking zoals bedrading (foto 27), afdekkappen e.d. Zo is op foto

3.Proefrit

• Proefrit bevestigt beeld onderkant. Auto spoort en trekt goed

4.Algemeen

De geïnspecteerde auto heeft geen sporen van een total loss. Vitale delen zoals subframe en draagarmen lijken origineel. Ook de onderkant m.n. aan de achterzijde toont authentiek. Hier is geen camouflage waarneembaar om een evt. schade te verhullen. De carrosserie vertoont daarentegen wel sporen van een schade, die bovendien slecht hersteld is. Bewegende delen en bumpers passen slecht, met beschadigingen als gevolg. Verder vertoont de auto verschillende elektronische storingen, mogelijk als gevolg van een aanrijding. Een exacte raming van kosten is op basis van een eerste inspectie niet te maken. De uit te voeren herstelwerkzaamheden zijn geen standaard werkzaamheden waarvoor standaard reparatie tijden gehanteerd kunnen worden.”

3.1.4.
De door de kantonrechter benoemde deskundige heeft – voor zover relevant - in diens rapport van 11 september 2015 het navolgende opgemerkt:
“In de SchadeVerledenPas (bijlage 1)van dit voertuig staan een drietal schades geregistreerd.
Dit betreft:
Schade rechterzijde, schadedatum 09-06-2009, schade € 520,73 excl. BTW.
Schade rechtsvoor, schadedatum onbekend, schade € 662,18 excl. BTW.
Schade achter, schadedatum 02-01-2011, schade € 2.178,30 excl. BTW.
Schade 1 is een inbraakschade, schade 2 een aanrijding met een vast object en schade 3 is een aanrijding middenachter.
Bij schade 1 en 2 zijn geen spuitwerkzaamheden verricht.
In de SVP wordenalleende schades geregistreerd die via het Audatex-systeem verwerkt worden.
Op 13 augustus 2015 heb ik het voertuig geïnspecteerd.
Hierbij heb ik onder andere de lakdikte (bijlage 2) gemeten en het motormanagementsysteem uitgelezen.
(…)
Het voertuig heeft schade gehad, echter niet rondom.
Uit de lakdiktemeting blijkt dat er spuitwerkzaamheden zijn verricht aan de achterklep, het rechter zijpaneel, motorkap en rechter voorscherm (bijlage 2). De normale lakdikte af-fabriek van een voertuig varieert tussen de 100-130 ųm.
Vastgesteld kan worden dat het voertuig voor- en achterschade heeft gehad.
Aan de chassisbalken aan de voorzijde en de koffervloer is geen oude of gerepareerde schade zichtbaar, hetgeen impliceert dat hetgeenernstige schades zijn geweest.
(…)
a. Het spuitwerk is niet naar goed vakmanschap uitgevoerd. Er is sprake van kleurverschil, de motorkap is schraal gespoten, inmiddels dof en er zitten stofdelen in. Een dergelijk kleurverschil is echter niet op foto vast te leggen.
b. De motorkap sluit niet goed aan op de frontdelen en zowel de voor- als achterbumper sluiten niet goed aan op de carrosseriedelen en wielkuipen (foto 1, 3, 4. 5 en 6).
c. Het linkervoorportier is niet goed afgehangen. Hierdoor is de naad tussen voor- en achterportier scheef. Aan de bovenzijde is er een naad van 3 mm en aan de onderzijde is de naad 6,5 mm (foto 7 en 8).
d. Aan de naden tussen motorkap en de beide voorspatborden heb ik geen afwijkingen geconstateerd. De motorkap sluit echter niet goed aan op de voorbumper (foto 1 en 3). De kofferklep is goed afgehangen.
e. De kofferklep is slecht gerepareerd. Rond het SEAT-embleem is de laagdikte niet meer te meten. Dit impliceert dat daar een dikke laag plamuur op is gezet. De plamuurlaag is gescheurd en op die plaats is er sprake van roestvorming (foto 9 en 10).
Voor goed herstel moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
  • Voor- en achterbumper demonteren, passend maken en opnieuw monteren, zodanig dat deze goed in lijn liggen met de overige carrosseriedelen en wielkuipen.
  • Achterklep vervangen.
  • Motorkap schuren en spuiten.
  • Linker voorportier afstellen.
Een voertuig met een slecht gerepareerde schade is minder waard dan een goed gerepareerde auto. Het moge duidelijk zijn dat voor herstel kosten moeten worden gemaakt.
(…)
Een professionele autoverkoper van tweedehands auto’s moet wel kunnen zien of een voertuig schade heeft gehad. Zeker in onderhavige zaak is het zowel aan de voor- als achterzijde duidelijk zichtbaar dat er sprake is geweest van schade.
(…)
Deglobaleherstelkosten bedragen € 3.532,96 incl. BTW.
Slotconclusie
De mogelijke defecten die ontstaan zijn door langdurige stilstand heb ik buiten beschouwing gelaten.
Het voertuig heeft schade gehad, echter niet in ernstige mate.
De schades zijn slecht gerepareerd.
(…)”
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] - zakelijk weergegeven – primair de vernietiging van de koopovereenkomst vanwege bedrog of dwaling met veroordeling van [de vennootschap] tot betaling van € 174,= wegens geleden schade, van € 215,57 wegens kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en € 1.408,28 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de proceskosten en alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Subsidiair vordert [geïntimeerde] de ontbinding van de koopovereenkomst op grond van een tekortschieten in de nakoming daarvan door [de vennootschap] met veroordeling tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [de vennootschap] jegens hem heeft verzwegen dat de auto een schadeverleden had en dat hij de auto niet zou hebben gekocht, althans niet voor de overeengekomen prijs, wanneer [de vennootschap] hem dat zou hebben medegedeeld. [de vennootschap] heeft op dit punt een mededelingsplicht geschonden, wat de vernietiging van de koopovereenkomst rechtvaardigt. In elk geval heeft [de vennootschap] hem, aldus [de vennootschap] , een auto geleverd die niet heeft voldaan aan de overeenkomst, omdat achteraf is vastgesteld dat de auto een schadeverleden heeft. [geïntimeerde] stelt schade te hebben geleden in de vorm van onderzoekskosten en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.3.
[de vennootschap] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.
Nadat een comparitie van partijen was gelast en gehouden, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 17 juni 2015 een deskundigenbericht gelast. In het eindvonnis van 20 januari 2016 heeft de kantonrechter – zakelijk weergegeven - de koopovereenkomst vernietigd, de gevorderde schadevergoeding ad € 174,= afgewezen, de gevorderde kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ad € 215,57 toegewezen en de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 910,44. Voorts is [de vennootschap] veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder een bedrag van € 1.929,95 aan kosten ten bate van de deskundige.
3.4.
[de vennootschap] heeft in hoger beroep 13 grieven aangevoerd. [de vennootschap] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] .
3.5.
Het hof heeft hiervoor de feiten vastgesteld met inachtneming van de grieven 1 en 2. De grieven hoeven op zich niet te leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen, omdat het hof de feiten zelfstandig vaststelt en anderzijds omdat een te beperkte weergave van de feiten in een vonnis nog niet leidt tot een ander dictum.
3.6.
De grieven 3 tot en met 8 zien op het oordeel van de kantonrechter dat de koopovereenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en om die reden vernietigbaar is, alsmede op de daartoe gebezigde motivering. Zij raken de kern van het geschil. Het hof zal deze tezamen behandelen. Daarbij stelt het hof in navolging van de kantonrechter vast dat [geïntimeerde] ter onderbouwing van zijn vordering enkel verwijst naar het verzwijgen van een schadeverleden met alle gevolgen van dien voor de technische staat en de waarde van de auto.
3.7.
Uit de overgelegde rapporten blijkt dat de auto in kwestie een schadeverleden heeft. Dit wordt bevestigd door de vermelding van een drietal schades in de SchadeVerledenPas.
In zijn rapport heeft de door de kantonrechter benoemde deskundige opgemerkt dat een professionele autoverkoper van tweedehands auto’s moet kunnen zien of een voertuig schade heeft gehad en dat het zeker in onderhavige zaak zowel aan de voor- als achterzijde voor een professionele autoverkoper als [de vennootschap] duidelijk zichtbaar was dat er sprake is geweest van schade. Deze vaststelling door de deskundige wordt door [de vennootschap] niet aangevochten. Ook in hoger beroep gaat het hof er daarom van uit dat [de vennootschap] bekend was, althans bekend had moeten zijn met de omstandigheid dat de auto een schadeverleden had.
Dat [de vennootschap] onderzoek heeft gedaan naar dat schadeverleden, heeft zij niet gesteld en is ook niet gebleken. Aan [de vennootschap] kan dus wel de kennis worden toegerekend van het feit dat de auto schade had gehad, maar geen kennis ten aanzien van het aantal schades of de precieze aard en ernst van die schade of schades.
3.8.
De omstandigheid dat een auto een schadeverleden heeft behoort naar het oordeel van het hof in beginsel tot de feiten die een verkoper van een auto bij verkoop moet mededelen aan de koper. Een schadeverleden kan van relevante (en wellicht zelfs doorslaggevende) betekenis zijn bij de onderhandelingen over de aankoop van een occasion, zeker wanneer het een aanrijdingschade aan de voor- of achterzijde betreft. Door geen mededeling te doen over de omstandigheid dat de aangeboden auto na een schade was hersteld, onthoudt de verkoper de belangstellende koper de mogelijkheid om vanwege het schadeverleden af te zien van aankoop of zelf een (nader) onderzoek te verrichten naar de staat van de aangeboden auto en eventueel daarmee samenhangende risico’s. Op dit punt kan mogelijk anders geoordeeld worden wanneer het slechts een geringe schade betreft, maar in het onderhavige geval is achteraf gebleken dat sprake is geweest van een niet geringe aanrijdingschade van achteren.
3.9.
Onder verwijzing naar een daartoe op de koopovereenkomst geplaatste opmerking voert [de vennootschap] aan dat [geïntimeerde] “een ter zake deskundige klant” was. Dat doet aan het voorgaande echter niet af. De omstandigheid dat een bepaalde potentiële koper wellicht meer kennis van zaken heeft dan een andere doet niet toe of af aan een mededelingsplicht ten aanzien van het al dan niet bestaan van een schadeverleden.
3.10.
[de vennootschap] heeft nog aangevoerd dat [geïntimeerde] niet heeft gevraagd of de auto in het verleden schade had gehad. Dat is naar het oordeel van het hof niet relevant, omdat het niet aan de koper is om dienaangaande een onderzoek in te stellen, maar aan de verkoper om daarover een mededeling te doen.
Evenzeer is niet van belang dat op zich met de auto veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen. Dit is een conformiteitskwestie die in het kader van de beoordeling van het beroep op dwaling in beginsel geen rol speelt. In dit geval is niet gesteld dat [de vennootschap] door onderzoek of anderszins had vastgesteld dat de schades dermate gering van betekenis waren dat zij daaromtrent redelijkerwijs geen mededeling hoefde te doen.
3.11.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij heeft aangeboden bereid te zijn om naar een oplossing te zoeken en dat de advocaat van [geïntimeerde] in correspondentie niet heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] bij mededeling van het schadeverleden van de koop zou hebben afgezien, maar slechts dat hij dan onder andere voorwaarden zou hebben gekocht. Om die reden kan [de vennootschap] zich niet met een integrale vernietiging van de koopovereenkomst verenigen.
Het hof merkt op dat [geïntimeerde] in de brief van zijn gemachtigde ook heeft opgenomen dat hij de auto niet zou hebben gekocht bij wetenschap van het schadeverleden. Maar wat daar ook verder van zij: deze argumenten doen niet af aan het feit dat [de vennootschap] aan [geïntimeerde] in strijd met een aangenomen mededelingsplicht relevante informatie heeft onthouden. Het staat [geïntimeerde] in dat geval vrij om de koopovereenkomst integraal te vernietigen. De omstandigheid dat in correspondentie voorafgaand aan deze procedure wellicht een ander voorstel is gedaan betekent niet dat [geïntimeerde] daarmee afstand heeft gedaan van die mogelijkheid. De vernietiging heeft effect met terugwerkende kracht en in dat geval komt een verplichting tot betaling van een gebruiksvergoeding niet aan de orde.
3.12.
[de vennootschap] heeft er tot slot nog op gewezen dat [geïntimeerde] de gekochte auto twee jaar in zijn bezit heeft gehad en sedert oktober 2014 niet meer heeft gebruikt.
Het hof stelt vast dat de auto in februari 2014 is geleverd en dat [geïntimeerde] al eind maart 2014, na twee onderzoeken te hebben laten uitvoeren, een beroep heeft gedaan op ontbinding van de koopovereenkomst. Wanneer [de vennootschap] vervolgens weigert om de auto terug te nemen en een procedure gevoerd moet gaan worden over de vraag of [geïntimeerde] al dan niet terecht een beroep kan doen op dwaling, komt de omstandigheid dat de auto meer dan twee jaar stil heeft gestaan voor rekening en risico van [de vennootschap] , wanneer achteraf vastgesteld wordt dat het beroep op dwaling terecht is en de koopovereenkomst op die grond wordt vernietigd. [de vennootschap] had de gevolgen van de stilstand immers kunnen ondervangen door de auto al in maart 2014 terug te nemen.
3.13.
Het voorgaande voert het hof tot het oordeel dat de kantonrechter terecht en op goede gronden heeft aangenomen dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst op grond van dwaling voor vernietiging in aanmerking komt. Gronden om te oordelen dat de dwaling op grond van het bepaalde in artikel 6:228, lid 2 BW voor rekening van [geïntimeerde] moet komen zijn het hof niet gebleken. De grieven 3 tot en met 8 falen. Het beroep op dwaling van [geïntimeerde] slaagt. Hetgeen [de vennootschap] verder nog heeft aangevoerd (onder meer met betrekking tot de non-conformiteit en verzuim) behoeft verder geen bespreking meer.
3.14.
Grief 9 is gericht tegen de beslissing met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente. Blijkens de toelichting voert [de vennootschap] enkel als bezwaar tegen die beslissing aan dat op grond van het gevoerde inhoudelijk verweer geen terugbetalingsverplichting bestaat. Bij gebreke aan zo’n verplichting bestaat volgens [de vennootschap] , althans zo begrijpt het hof de toelichting op de grief, geen grond voor de toewijzing van de wettelijke rente. Deze grief faalt, omdat uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de koopovereenkomst tussen partijen op goede grond heeft vernietigd.
3.15.1.
Grief 10 is gericht tegen de toewijzing van een bedrag van € 215,57 wegens redelijke kosten tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Voor zover [de vennootschap] ter toelichting op de grief verwijst naar hetgeen zij heeft aangevoerd met betrekking tot de grieven 1 tot en met 9, merkt het hof op dat uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dat geen aanleiding geeft om te oordelen dat ten onrechte een redelijke vergoeding is toegewezen ter dekking van de kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid.
3.15.2.
[de vennootschap] heeft ook nog opgemerkt dat een onderbouwing van de vordering ontbreekt, omdat geen facturen in het geding zijn gebracht. Noch het bestaan, noch de omvang van deze post is echter gemotiveerd door [de vennootschap] betwist. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] in elk geval twee onderzoeken naar de toestand van de gekochte auto heeft laten uitvoeren, door de ANWB en door KGA Netherlands B.V. Dat de ANWB daarvoor een bedrag van € 215,57 in rekening heeft gebracht, zoals door [geïntimeerde] onder nummer 23 van de dagvaarding in eerste aanleg gesteld, is door [de vennootschap] niet weersproken. Het keuringsrapport (prod. 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) vermeldt ook een factuurnummer (middelste kolom op pagina 1, tweede van boven: [factuurnummer 1] ). Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] een kopie van een aan hem gerichte factuur van de ANWB met het nummer [factuurnummer 2] in het geding gebracht ten bedrage van € 215,57 wegens een “totaalkeuring”. Dit alles in acht nemend is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] het verweer van [de vennootschap] op dit punt afdoende heeft weerlegd. Grief 10 faalt.
3.16.1.
Grief 11 is gericht tegen de toewijzing van een bedrag van € 910,44 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Ook hier geldt dat de grief faalt, voor zover [de vennootschap] ter toelichting daarop verwijst naar hetgeen zij heeft aangevoerd met betrekking tot de andere grieven.
3.16.2.
[de vennootschap] heeft nog aangevoerd dat geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, wanneer voorafgaand aan de onderhavige procedure slechts een enkele brief is gestuurd. Dat geval doet zich hier voor, aldus [de vennootschap] , want de enige correspondentie die heeft plaatsgevonden betreft de brief van 28 maart 2014. Deze grief faalt, omdat uit de omstandigheid dat één brief is gestuurd aan [de vennootschap] niet noodzakelijk voortvloeit dat niet meer of andere voor vergoeding in aanmerking komende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Het hof verwijst in dit verband naar de e-mailcorrespondentie die als onderdeel van productie 2 in het geding is gebracht. Daaruit volgt dat partijen inhoudelijk over de vordering hebben gediscussieerd, waarbij [geïntimeerde] geregeld contact heeft onderhouden met zijn raadsman. Dat die slechts één brief heeft gestuurd aan [de vennootschap] betekent niet dat hij verder in het buitengerechtelijke incassotraject niet of nauwelijks voor vergoeding in aanmerking komende werkzaamheden heeft verricht, zoals bijvoorbeeld advisering en begeleiding van [geïntimeerde] naar aanleiding van en met betrekking tot de door hem met [de vennootschap] gevoerde e-mailcorrespondentie. De omvang van de daarvoor toegewezen vergoeding is verder in hoger beroep niet aan de orde gesteld.
3.16.3.
De vraag of de buitengerechtelijke incassokosten al dan niet worden gedekt door een verzekeringsovereenkomst acht het hof verder niet van belang. Zelfs indien dat al zo zou zijn, dan staat het [geïntimeerde] , als de partij die de schade in de vorm van buitengerechtelijke incassokosten heeft geleden, vrij om ervoor te kiezen die schade te verhalen op [de vennootschap] . Al het voorgaande brengt met zich mee dat ook grief 11 faalt.
3.17.
Resten de grieven 12 en 13. Grief 12 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft daarom verder geen bespreking. Grief 13 faalt, omdat uit het voorgaande volgt dat [de vennootschap] in eerste aanleg terecht als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt, zodat zij ook terecht is verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg.
3.18.
Ook in hoger beroep heeft [de vennootschap] als de in het ongelijk gestelde partij te gelden, want de vonnissen van de kantonrechter zullen worden bekrachtigd. Zij dient daarom te worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Beslist wordt daarom als na te melden.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [de vennootschap] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 314,= aan griffierecht en op € 1.580,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 oktober 2017.
griffier rolraadsheer