ECLI:NL:RBZWB:2025:2101

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/2481 en 24/2482
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van bezwaar inzake inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/2481 en 24/2482, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen betroffen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook de aanslag Zorgverzekeringswet voor het jaar 2021. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur belanghebbende niet in de gelegenheid had gesteld om zich uit te laten over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding bij het indienen van het bezwaar. Dit was in strijd met de zorgvuldigheidseisen die op de inspecteur rusten. De rechtbank heeft daarom de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd. De inspecteur werd opgedragen om nieuwe uitspraken op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank merkte de zaak aan als een lichte zaak, omdat het beroep enkel slaagde door de onterecht niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/2481 en 24/2482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 3 januari 2024. De beroepen zien op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en aanslag Zorgverzekeringswet over het jaar 2021 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2]
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk gegrond zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is in geschil of de bezwaren van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in verband met het overschrijden van de bezwaartermijn.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende door de inspecteur niet in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over de reden dat het bezwaar is ingediend (uitgaande van de dagtekening van de aanslagen) nadat de bezwaartermijn is verstreken. Het had op de weg van de inspecteur gelegen om dat wel te doen. De door de inspecteur te nemen zorgvuldigheid brengt met zich mee dat hij niet de bezwaren niet-ontvankelijk mocht verklaren, voordat hij belanghebbende in de gelegenheid had gesteld zich uit te laten over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding [1] .
2.2.
De inspecteur heeft voorgaande erkend en verzocht om terugwijzing van deze zaken. De rechtbank zal aan dat verzoek voldoen. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen kennelijk gegrond.

Conclusie en gevolgen

3. Omdat de beroepen kennelijk gegrond zijn moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 453,50 omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank merkt de zaak aan als een lichte zaak, aangezien het beroep uitsluitend slaagt omdat het bezwaar evident ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Voor een vergoeding van kosten voor bezwaar is in dit stadium van de procedure geen plaats, omdat de zaak teruggewezen wordt en de bezwaarprocedure nog niet is afgerond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op nieuwe uitspraken op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 11 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1595.