ECLI:NL:RBZWB:2025:2063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
BRE 23/1516 tot en mer 23/2519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013 en 2014, en bijtelling privégebruik auto

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 april 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014 behandeld. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd om een eerdere verliesverrekening terug te nemen en vanwege een bijtelling voor privégebruik van een auto. De rechtbank oordeelt dat de verliesverrekening terecht is teruggenomen en dat de bijtelling voor privégebruik van de auto ook correct is vastgesteld. Belanghebbende had geen overtuigend bewijs geleverd dat de auto niet voor privédoeleinden was gebruikt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de navorderingsaanslagen en de bijbehorende belastingbeschikkingen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2516 tot en met 23/2519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. M.C.J. Schoenmakers),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 16 maart 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd om een eerdere verliesverrekening terug te nemen. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd vanwege een bijtelling voor privégebruik van een ter beschikking gestelde auto, en een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd om een eerdere verliesverrekening terug te nemen. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslagen heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht.
1.3.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2014 opgelegd (de navorderingsaanslag Zvw). Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht.
1.4.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Belanghebbende en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 en Zvw 2014 terecht, meer in het bijzonder op de voorgeschreven wijze, zijn vastgesteld. Ook beoordeelt de rechtbank de bij voornoemde navorderingsaanslagen gegeven belastingrentebeschikkingen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbende niet en blijven de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 en de navorderingsaanslag Zvw 2014 in stand
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende was in de onderhavige jaren bestuurder en enig aandeelhouder van Your Concept Holding B.V. (Holding). Daarnaast was hij bestuurder en enig aandeelhouder van [B.V. 1]. ([B.V. 1]). Deze rechtspersoon is bestuurder en enig aandeelhouder van [B.V. 2]. ([B.V. 2]).
3.1.
[B.V. 2] heeft in de periode van 15 januari 2014 tot en met 23 april 2015 een Ferrari 412 met kenteken [B.V. 2] op naam (de auto). De auto is gekocht voor € 21.000. De datum eerste toelating van de auto is 20 juni 1986.
3.2.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013 en 2014 aangiften IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 30.673 en € 31.873. Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 heeft de inspecteur de ingediende aangiften gevolgd.
3.3.
De inspecteur heeft in de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2016 en 2017 een verlies uit werk en woning vastgesteld. De inspecteur heeft deze verliezen achterwaarts verrekend met het belastbaar inkomen uit werk en woning in de jaren 2013 en 2014.
3.4.
De inspecteur heeft op 11 januari 2019 een onderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2014 tot met 2017. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt met dagtekening 27 maart 2020. In het controlerapport concludeert de inspecteur onder meer dat belanghebbende in 2014 ten onrechte geen bijtelling voor privégebruik voor de in 2. genoemde aan hem ter beschikking gestelde auto in aanmerking heeft genomen en dat het belastbaar inkomen voor de jaren 2016 en 2017 moet worden gecorrigeerd naar een positief belastbaar bedrag.
3.5.
Naar aanleiding van de bevindingen in het boekenonderzoek ten aanzien van het privégebruik van de auto heeft de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 inzake het privégebruik auto en de navorderingsaanslag Zvw aan belanghebbende opgelegd. Verder heeft de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2016 en 2017 opgelegd en het verlies voor deze jaren bij beschikking op nihil vastgesteld.
3.6.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in 3.5 genoemde navorderingsaanslagen en herziene verliesvaststellingsbeschikkingen.
3.7.
Met betrekking tot de navorderingsaanslagen voor 2016 en 2017 is de inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de daartegen gemaakte bezwaren van belanghebbende en heeft hij de navorderingsaanslagen voor beide jaren verminderd naar een lager, maar nog steeds positief, belastbaar inkomen uit werk en woning. Vervolgens heeft de inspecteur de in 3.3 genoemde verliesverrekening voor de jaren 2013 en 2014 ongedaan gemaakt door het opleggen van navorderingsaanslagen.
3.8.
De inspecteur heeft de bezwaren tegen de verschillende navorderingsaanslagen ongegrond verklaard.
3.9.
Belanghebbende heeft beroepen ingesteld tegen de 3.8 vermelde uitspraken op bezwaar.

Overwegingen

Is de verliesverrekening voor de jaren 2013 en 2014 terecht teruggenomen?
4. Niet in geschil is dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2016 en 2017 zoals die na de uitspraken op bezwaar luiden terecht zijn opgelegd. Partijen verschillen uitsluitend van mening of de daarmee verband houdende navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 die zien op het terugnemen van de verliesverrekening niet te vroeg zijn vastgesteld.
4.1.
Belanghebbende meent dat de correcties waarbij de verliesverrekening voor de jaren voor de jaren 2013 en 2014 is teruggenomen niet in de juiste volgorde heeft plaatsgevonden. Volgens belanghebbende dateren deze navorderingsaanslagen van respectievelijk 6 augustus 2020 en 7 augustus 2020. Belanghebbende betwist dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2016 en 2017 vóór genoemde data zijn vastgesteld.
4.2.
De inspecteur stelt dat de toegepaste verliesverrekening in de jaren 2013 en 2014 terecht is teruggenomen omdat het verlies in 2016 en 2017 is komen te vervallen, en dat daarbij de juiste volgorde van formalisering is gevolgd. Ter onderbouwing heeft hij in beroep de navorderingsaanslagen voor de jaren 2016 en 2017 overgelegd.
4.3.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 3.150 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) een verlies uit werk en woning wordt verrekend met de inkomens uit werk en woning van de drie voorafgaande en de negen volgende kalenderjaren. Artikel 3.151, eerste lid van de Wet IB 2001 bepaalt dat het bedrag van een verlies wordt vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij een vermoeden dat een verlies te hoog is vastgesteld kan het vastgestelde verlies worden herzien bij (eveneens) voor bezwaar vatbare beschikking op grond van artikel 3.151, vierde lid Wet IB 2001.
4.4.
Uit de wetssystematiek van artikel 3.150 en artikel 3.151 van de Wet IB 2001 volgt dat een verlies eerst moet worden vastgesteld voordat het kan worden verrekend. Dezelfde systematiek geldt bij herziening van een eerder vastgesteld verlies, dat wil zeggen dat eerst moet worden vastgesteld dat het verlies lager is voordat de verliesverrekening kan worden herzien. Dit betekent dat een onterecht verrekend verlies niet door middel van een navorderingsaanslag kan worden teruggenomen indien niet eerst een herziening van het verlies heeft plaatsgevonden. [1]
4.5.
De rechtbank stelt vast dat de door de inspecteur in beroep overgelegde navorderingsaanslagen voor de jaren 2016 en 2017, waarbij de vastgestelde verliezen voor die jaren – impliciet – zijn herzien, zijn gedagtekend op 27 juni 2020. Deze navorderingsaanslagen zijn dus vastgesteld vóór de dagtekening van de navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 waarbij de verliesverrekening voor die jaren is teruggenomen (van respectievelijk 6 en 7 augustus 2020). Naar het oordeel van de rechtbank is dat in overeenstemming met de vereiste volgorde.
4.6.
Nu niet in geschil is dat het belastbaar inkomen voor de jaren 2016 en 2017 ook na de uitspraken op bezwaar resulteert in een positief bedrag is de rechtbank van oordeel dat de verliesverrekening voor de jaren 2013 en 2014 terecht en op de juiste wijze is teruggenomen.
Is de correctie vanwege het privégebruik van de auto terecht vastgesteld?
4.7.
Op grond van artikel 3.81 van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (de Wet LB) wordt, indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking staat, een voordeel in aanmerking genomen (de bijtelling privégebruik). Een auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld (het wettelijk vermoeden van privégebruik). [2] Dit vermoeden houdt stand tenzij de belastingplichtige overtuigend aantoont dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Dit kan aan de hand van een rittenregistratie, maar bewijs mag ook op een andere manier worden geleverd. [3]
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto aan belanghebbende ter beschikking is gesteld in 2014. Dat brengt mee dat sprake is van het wettelijk vermoeden van privégebruik, zodat het aan belanghebbende is om overtuigend aan te tonen dat de auto’s op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt.
4.9.
Belanghebbende stelt dat de bijtelling niet van toepassing is. Hij voert daartoe aan dat de auto niet of hooguit voor een trip naar een belangrijke (zakelijke) meeting of event is gebruikt. Dat zou volgens belanghebbende te herleiden zijn uit de twee tassen met diverse documentatie, waaronder een tas vol treintickets, die hij tijdens het boekenonderzoek heeft overgelegd aan de controleambtenaar. Verder voert belanghebbende aan dat de auto niet geschikt is voor dagelijks gebruik en dat de auto is aangeschaft als appeltje voor de dorst.
4.10.
De inspecteur stelt dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de auto niet voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De door belanghebbende overgelegde administratieve bescheiden zijn door de controleambtenaar teruggegeven met het verzoek deze te ordenen aan welk verzoek belanghebbende geen gehoor heeft gegeven.
4.11.
Vast staat dat belanghebbende geen rittenregistratie heeft overgelegd. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd begrijpt de rechtbank dat belanghebbende stelt dat hij zijn zakelijke ritten nagenoeg geheel met openbaar vervoersbewijzen kan onderbouwen. De rechtbank stelt voorop dat belanghebbende in dat verband geen enkel stuk heeft overgelegd. Reeds daarom slaagt de stelling van belanghebbende niet. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende ook geen stukken heeft overgelegd waaruit het totaal met de auto verreden kilometers en het met de auto verreden zakelijke kilometers blijkt. Dat betekent dat niet is vast te stellen dat de auto in 2014 voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De stellingen dat de auto als belegging is aangeschaft en dat de auto niet geschikt is voor dagelijks gebruik maken dat oordeel niet anders, aangezien ook daarvoor geen enkel bewijs is geleverd. De inspecteur heeft daarom terecht een correctie in aanmerking genomen voor het gebruik van de auto voor privédoeleinden. Voor dat geval is de hoogte van de correctie op dit punt niet in geschil. Dit betekent dat de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2014 en de navorderingsaanslag Zvw in verband met het privégebruik van de auto terecht en niet tot de hoge bedragen zijn vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de navorderingsaanslagen en de daarbij behorende belastingbeschikkingen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 10 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 1 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6000 (https://www.inview.nl/document/inod3eb5ff755e5833ee8f4d761325a61bd5).
2.Artikel 13bis, eerste lid, tweede volzin van de Wet LB.
3.Artikel 13bis, vierde lid van de Wet LB.