ECLI:NL:RBZWB:2025:1919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
02-310058-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en veroordeling poging tot zware mishandeling in het kader van een burenruzie met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2025, is de verdachte vrijgesproken van zware mishandeling, maar veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een burenruzie die op 27 september 2024 escaleerde. De verdachte heeft de buurman, aangeduid als [slachtoffer], met een afgebroken paraplu in het gezicht gestoken, wat leidde tot een snijwond die gehecht moest worden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte wel opzettelijk de aanmerkelijke kans op zwaar letsel had aanvaard. De officier van justitie had vrijspraak van zware mishandeling gevorderd, maar vond dat de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De benadeelde partij, [slachtoffer], vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening voor de verdachte, gezien haar psychische problematiek en eerdere geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-310058-24
vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R. van Rhijn, advocaat te Doorn

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
27 september 2024 schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, dan wel een poging daartoe, dan wel aan mishandeling van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het gehele ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
[slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat verdachte hem met de paraplu in zijn gezicht heeft geslagen. Hij heeft de paraplu vervolgens beetgepakt en in stukken gebroken. Verdachte had echter nog het onderste gedeelte van de paraplu vast. Met de afgebroken paraplu heeft zij vervolgens [slachtoffer] gestoken. Als gevolg hiervan heeft hij een scheurwond/snijwond opgelopen in zijn onderlip en daarin zijn vier hechtingen geplaatst. Zijn verklaring vindt steun in hetgeen getuige Ali bij de rechter-commissaris heeft verklaard.
De rechtbank dient te beoordelen of, en zo ja hoe, de handelingen van verdachte juridisch gekwalificeerd moeten worden.
Zware mishandeling?
De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Daarbijkunnen als algemene gezichtspunten worden betrokken de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (ECLI:NL:HR:2018:1051). Het dossier bevat met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] enkel een ongedateerde foto van zijn lip zonder de hechtingen. Op grond van deze informatie kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een blijvend litteken dat het lichaam ontsiert. Hierdoor kan de rechtbank geen vaststellingen doen over bijvoorbeeld het uitzicht op (volledig) herstel en de aanwezigheid van restschade. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, waardoor zij verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde feit.
Poging tot zware mishandeling?
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling moet worden vastgesteld dat er een kans was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] en dat verdachte hierop opzet heeft gehad.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Daarvoor is onder meer van belang de kracht waarmee is geslagen, het eventuele voorwerp waarmee is geslagen en de plaats(en) waar het slachtoffer is geraakt. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar en vitaal onderdeel is van het menselijk lichaam. Met name aan de zijkant en voorkant van het hoofd, in de buurt van de slaap en de ogen, bevinden zich kwetsbare delen. Het raken daarvan kan zeker leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op.
Door meermalen met een afgebroken paraplu in het gezicht van [slachtoffer] te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 27 september 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, met een afgebroken paraplu in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Zij ziet geen aanleiding om te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om bij een bewezenverklaring aan verdachte een voorwaardelijke strafdeel op te leggen, waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, door haar buurman [slachtoffer] met een paraplu te steken in het gezicht. Hierdoor is bij [slachtoffer] pijn en letsel ontstaan. Dit feit is geen losstaand incident, maar heeft zich binnen een context afgespeeld, namelijk een langdurige burenruzie waarbij sprake zal zijn geweest van een wisselwerking tussen beide partijen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat zij door enkele buren gepest werd en dat zij zich daar niet graag woont. Het gebruiken van fysiek geweld, zoals verdachte heeft gedaan, is ondanks die context ontoelaatbaar. Door zo te handelen heeft zij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dat dit ook geldt voor [slachtoffer] blijkt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de door de [psycholoog] en [psychiater] opgestelde rapporten. Beiden achten bij verdachte sprake van MCDD, hetgeen betekent dat sprake is van autismespectrumproblematiek in combinatie met emotieregulatieproblemen en een kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling. Er is daarmee sprake van een autismespectrumstoornis. Omdat deze problematiek aanwezig was tijdens het tenlastegelegde, adviseren zij het tenlastegelegde in verminderde (tot sterk verminderde) mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de adviezen van de deskundigen af te wijken en neemt deze adviezen over. Zij zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Daarnaast volgt uit de rapporten van de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van een (matig) hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag. De deskundigen zijn van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling nodig is om het recidivegevaar te verkleinen. Geadviseerd wordt om dit aan verdachte op te leggen.
De reclassering heeft in haar rapport van 6 maart 2025 geconstateerd dat sprake is van meerdere delictgerelateerde leefgebieden, waaronder haar huisvesting, het gebrek aan sociaal netwerk, haar psychsociaal functioneren en haar ontbrekende hulpvraag. Verdachte heeft een lange periode in onveilige situaties geleefd. Er was sprake van een slecht pedagogisch opvoedklimaat door onder andere verwaarlozing, mishandelingen en middelengebruik door ouders. Later had zij jarenlang een problematische en gewelddadige partnerrelatie. Verdachte is bij de GGZ bekend vanaf 2004 in verband met klachten over haar psychische gesteldheid. Eerder heeft zij ook klinische en ambulante hulpverlening gehad op vrijwillige basis en in het kader van een inbewaringstelling in 2018 en 2019 en een zorgmachtiging in 2020. Het effect van eerdere verhuizingen, opgelegde straffen en eerdere behandelingen was echter onvoldoende om recidive te voorkomen. Verdachte spreekt momenteel negatief over de hulpverlening, maar zou wel graag willen verhuizen. Gebleken is dat zij eerder openstond voor praktische ondersteuning van [zorgorganisatie 1] , ambulante begeleiding van het Forensisch Fact team van [zorgorganisatie 2] en medicamenteuze behandeling. Tot nu toe is aan verdachte geen reclasseringstoezicht opgelegd. De situatie waarin verdachte inmiddels is beland, mede gelet op de diagnoses en adviezen van de psycholoog en psychiater en haar wens om te mogen wonen in een andere omgeving, is een reclasseringstoezicht nu zeker geïndiceerd. Een stok achter de deur zou eventueel kunnen bijdragen om haar te bewegen zich ambulant te laten behandelen, zodat zij na verloop van tijd beter kan omgaan met negatieve emoties en agressie. Daarbij dient ook de woonomgeving aandacht te krijgen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Zij legt daarom aan verdachte op een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Met deze straf wordt enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde feit tot uitdrukking gebracht en anderzijds krijgt verdachte passende hulp geboden. Zolang verdachte geen strafbare feiten meer pleegt en zich aan de gestelde voorwaarden houdt, zal zij niet opnieuw komen vast te zitten. De rechtbank spreekt daarom de hoop uit dat verdachte de aangeboden hulpverlening met beide handen aangrijpt en hieraan meewerkt. Daarnaast benadrukt de rechtbank dat zij het van belang acht dat er vanuit de hulpverlenende instanties rekening wordt gehouden met de hulpvraag en behoefte van verdachte.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.041,88. Dit bedrag bestaat uit € 41,88 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiaire feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De materiële schade omvat het eigen risico van de zorgverzekering.
De rechtbank is van oordeel dat deze kostenpost voldoende is onderbouwd door middel van stukken. De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding dan ook volledig toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het bewezenverklaarde handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Namens [slachtoffer] is gesteld dat hij daarvan nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden en nog steeds ondervindt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat hij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, wijst zij de vordering toe tot een bedrag van € 250,-. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf 27 september 2024.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen paraplu is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*
Meldplicht bij reclassering
dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Breda op het adres Langendijk 34 te Breda, nadat er telefonisch een afspraak is gemaakt via 088-804155. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* Ambulante behandeling
verdachte laat zich behandelen door GGZ, Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Paraplu (Omschrijving: PL2000-2024250073-G2776246);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 291,88, waarvan € 41,88 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] € 291,88 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R. Combee en mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 april 2025.
Mr. P.L. Cheung is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.