ECLI:NL:RBZWB:2025:191
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 4.759 beoordeeld. De naheffingsaanslag werd opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, die het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee inspecteurs.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat belanghebbende geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep twee jaar bedraagt, en aangezien de uitspraak binnen deze termijn is gedaan, is er geen sprake van overschrijding.
Belanghebbende had een gebruikte Volkswagen California Ocean FWD uit het buitenland ingeschreven en betwistte de hoogte van de naheffingsaanslag, waarbij hij verwees naar een taxatierapport. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de schade bij belanghebbende ligt en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto meer schade had dan door de inspecteur is vastgesteld. De rechtbank volgt ook de inspecteur in zijn standpunt dat hij niet gebonden is aan beleid dat binnen de branche is ontwikkeld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.