ECLI:NL:RBZWB:2025:1890

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
24/2072
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan een belastingplichtige voor niet tijdige betaling van omzetbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2025, wordt het beroep van [belanghebbende] BV tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak van 1 juli 2023 tot en met 30 september 2023, ter hoogte van € 78.329, met een verzuimboete van € 2.349. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend op 26 februari 2025, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, evenals twee inspecteurs van de Belastingdienst. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig heeft voldaan. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende de aangifte op 19 oktober 2023 heeft ingediend, maar de betaling pas op 6 februari 2024 heeft gedaan, terwijl de uiterste betaaldatum 31 oktober 2023 was. Belanghebbende voerde aan dat de vertraging te wijten was aan een noodzakelijke verhoging van de betalingslimiet bij de bank, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de verzuimboete te matigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 februari 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 juli 2023 tot en met 30 september 2023 (het tijdvak) van € 78.329. De dagtekening van de naheffingsaanslag is 25 november 2023.
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 2.349 opgelegd (de verzuimboete).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde deelgenomen. Namens de inspecteur hebben [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] deelgenomen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de verzuimboete terecht opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is belastingplichtig voor de omzetbelasting. Zij heeft de aangifte omzetbelasting over het tijdvak ingediend op 19 oktober 2023. De op aangifte verschuldigde omzetbelasting bedroeg € 78.329. Belanghebbende heeft de verschuldigde omzetbelasting op 6 februari 2024 voldaan.

Motivering

Is de verzuimboete terecht opgelegd?
5. Op grond van de wet [1] vormt het niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betalen van belasting welke op aangifte moet worden voldaan een verzuim ter zake waarvan de inspecteur de belastingplichtige een boete kan opleggen. Alleen in geval van afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) of als sprake is van een pleitbaar standpunt wordt geen verzuimboete opgelegd. De bewijslast dat sprake is van avas of een pleitbaar standpunt rust op belanghebbende.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig heeft voldaan. Evenmin is in geschil dat € 78.329 aan omzetbelasting verschuldigd was.
5.2.
Belanghebbende stelt dat het niet aan haar te wijten is dat de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig is betaald. Zij kon de omzetbelasting niet tijdig voldoen omdat de betalingslimiet bij de bank moest worden verhoogd. Dat duurt enige dagen, aldus belanghebbende. Vervolgens is zij vergeten om de verschuldigde omzetbelasting alsnog te voldoen. Bovendien is de verzuimboete onredelijk hoog, nu sprake is van een eerste betalingsverzuim, aldus nog steeds belanghebbende.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verzuimboete terecht opgelegd en is deze ook passend en geboden. Belanghebbende heeft de verschuldigde omzetbelasting voldaan op 6 februari 2024, terwijl deze uiterlijk op 31 oktober 2023 moest zijn voldaan. Het is de taak van belanghebbende om ervoor te zorgen dat de omzetbelasting tijdig wordt voldaan. De aangifte heeft zij op 19 oktober 2023 ingediend. Zoals belanghebbende zelf heeft gesteld kost het verhogen van de betalingslimiet bij de bank enige dagen. Belanghebbende had dus voldoende gelegenheid om de verschuldigde belasting voor 31 oktober 2023 te voldoen. Dat is niet gebeurd, ook niet direct nadat belanghebbende door kennis te nemen van de naheffingsaanslag herinnerd was aan haar betalingsverplichting. Uiteindelijk heeft zij de verschuldigde omzetbelasting pas voldaan nadat drie maanden waren verstreken sinds de uiterste betaaldatum. Dit alles leidt tot het oordeel dat van avas geen sprake is geweest. Ook overigens ziet de rechtbank in de feiten en omstandigheden van het geval geen aanleiding om de verzuimboete te matigen.
5.4.
Het voorgaande betekent de verzuimboete in stand blijft.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 1 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).