In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2021, alsook een verzuimboete van € 790 en belastingrente van € 909. Belanghebbende, eigenaar van drie gemeubileerde vakantiewoningen, had aangiften omzetbelasting ingediend die geautomatiseerd waren afgedaan, maar deze bleken onjuist. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had in de goedkeuring van zijn aangiften door de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de boete terecht heeft opgelegd, en dat de belastingrente correct is berekend volgens de wettelijke bepalingen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt het griffierecht niet terug.