2.1.Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een relatie met elkaar gehad;
- uit hun relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren (hierna: de kinderen):
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009 (hierna: [minderjarige 1] ),
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012 (hierna: [minderjarige 2] ).
Deze kinderen zijn door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen;
- in februari 2015 is de relatie tussen de vrouw en de man geëindigd, waarna de vrouw is verhuisd naar [woonplaats 1] en de kinderen hun hoofdverblijf hielden bij de man in [plaats 1] ;
- op 24 september 2015 zijn partijen een zorgplan overeengekomen over de kinderen;
- op 1 oktober 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten met onder meer afspraken over de verdeling van de kosten van de kinderen;
- in een ouderschapsplan van 25 april 2020 (hierna: het ouderschapsplan) zijn partijen onder meer overeengekomen dat de kinderen (voortaan) hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw;
- in artikel 7 van het ouderschapsplan staat dat er geen sprake is van kinderalimentatie;
- uit bijlage 2 bij het ouderschapsplan volgt (kortweg) dat iedere ouder de helft van de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen zal dragen;
- de man is op 22 mei 2019 gehuwd met [naam 1] ;
- de vrouw is op 5 juli 2024 gehuwd met [naam 2] ;
- er is geen rechterlijke uitspraak van kracht op grond waarvan de man een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen (hierna: kinderbijdrage) moet voldoen.