In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 10 mei 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 11.387, welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank heeft de zaak op 4 december 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin van [bedrijf] B.V. en de inspecteur door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onterecht was en vermindert deze tot € 1.823. Tevens wordt belanghebbende een immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn van bijna 30 maanden, die met 6 maanden is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur en de Staat der Nederlanden elk een deel van deze schadevergoeding moeten betalen. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verplicht de inspecteur tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.