ECLI:NL:RBZWB:2025:1849
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting voor een inwoner van Curaçao met betrekking tot prepensioenbetalingen aan ex-echtgenote
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2025, wordt het beroep van een inwoner van Curaçao tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2022 beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 24 april 2024 de aanslag had opgelegd en het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de zaak op 18 maart 2025, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig zijn, vertegenwoordigd door twee advocaten. De rechtbank oordeelt dat de aanslag inkomstenbelasting voor 2022 niet te hoog is, ondanks de argumenten van de belanghebbende dat hij een deel van zijn prepensioen aan zijn ex-echtgenote heeft betaald en dat dit in mindering zou moeten worden gebracht op zijn belastbaar inkomen.
De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende in 2022 op Curaçao woonde en als buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt. Hierdoor heeft hij geen recht op aftrekposten, omdat de Nederlandse wetgeving onderscheid maakt tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. De rechtbank wijst erop dat de wet geen ruimte biedt voor het toepassen van het matchingbeginsel in deze situatie. De rechtbank concludeert dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.