ECLI:NL:RBZWB:2025:1825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/4669
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van toepassing van de 30%-bewijsregel voor ingekomen werknemers

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 15 april 2024 het verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 27 februari 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij is vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op voortzetting van de bewijsregel met betrekking tot zijn dienstbetrekking bij [werkgever] GmbH. De rechtbank volgt dit compromis en verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat de eerdere afwijzing van de inspecteur wordt vernietigd en dat de inspecteur een nieuwe beschikking moet afgeven die in lijn is met de uitspraak. Tevens is bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden, maar dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding, aangezien hij geen kosten heeft opgegeven die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 maart 2025 en kan in hoger beroep worden aangevochten binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 april 2024.
1.1.
Bij beschikking van 31 oktober 2023 heeft de inspecteur het gezamenlijke verzoek van belanghebbende en zijn werkgever [werkgever] GmbH om toepassing van voortzetting van de bewijsregel voor ingekomen werknemers in de zin van artikel 31a, achtste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 juncto de artikelen 10e en volgende van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (de bewijsregel) ten name van belanghebbende afgewezen.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzende beschikking ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben het ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende met betrekking tot zijn tewerkstelling in Nederland vanaf 15 maart 2023 bij zijn voormalig werkgever [voormalig werkgever] B.V. in aanmerking kwam voor toepassing van de bewijsregel. Partijen hebben overeenstemming bereikt in die zin dat belanghebbende recht heeft op voortzetting van de bewijsregel met betrekking tot zijn dienstbetrekking bij [werkgever] GmbH.
2.1.
De rechtbank zal partijen volgen in hun compromis en dienovereenkomstig beslissen.
2.2.
Omdat het beroep gegrond zal worden verklaard moet de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoeden.
2.3.
Belanghebbende heeft geen recht op een proceskostenvergoeding. Belanghebbende heeft namelijk geen kosten gesteld die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond. Belanghebbende heeft recht op voortzetting van de bewijsregel met betrekking tot zijn dienstbetrekking bij [werkgever] GmbH.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de afwijzende beschikking;
- draagt de inspecteur op een beschikking tot toepassing van de bewijsregel af te geven met inachtneming van rechtsoverweging 2;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 31 maart 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.