In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 juni 2023. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 8 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 vastgesteld op € 183.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift diverse gronden aangevoerd waarom hij de vastgestelde waarde te hoog vindt en heeft verzocht om verstrekking van gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende over voldoende gegevens beschikte om de juistheid van de vastgestelde waarde te controleren. De rechtbank concludeert dat van een schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ geen sprake is. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.