ECLI:NL:RBZWB:2025:175

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
23/12541
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake beëindiging Ziektewet-uitkering door UWV met motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Het UWV had op 25 augustus 2023 de uitkering van eiseres beëindigd, wat door eiseres werd bestreden. In een eerdere tussenuitspraak van 12 juli 2024 had de rechtbank geconstateerd dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen beperking moest worden opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) voor een prikkelarme werkomgeving. De rechtbank had het UWV de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen.

Na de tussenuitspraak heeft het UWV aanvullende motivering ingediend, waarin het stelde dat eiseres, elf dagen voor de datum in geding, had aangegeven dat zij deelneemt aan het verkeer en hobby's heeft die niet prikkelarm zijn. De rechtbank oordeelde dat het UWV hiermee voldoende had gemotiveerd waarom eiseres geschikt werd geacht voor haar eigen werk en dat het motiveringsgebrek was hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het UWV opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering door het UWV bij besluiten omtrent uitkeringen en de noodzaak om medische informatie adequaat te verwerken in de beoordeling van de geschiktheid voor werk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/12541

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (UWV).

Procesverloop

1. Met het besluit van 25 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd met ingang van 22 augustus 2023.
1.1.
Met het besluit van 15 november 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar moeder. Namens het UWV was aanwezig mr. M. Reitsma.
1.5.
In de tussenuitspraak van 12 juli 2024 [1] (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.6.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.
1.7.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 3 december 2024 gesloten.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen beperking hoeft te worden opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) ten aanzien van een prikkelarme werkomgeving, zoals de arbeidsdeskundige van het UWV had opgenomen in het ‘Advies indicatie beschut werk’ van 7 juli 2021. Ook was onvoldoende gereageerd op de stelling van eiseres dat sporten en muziek maken op de datum in geding (22 augustus 2023) zeer beperkt mogelijk was.
Verder overwoog de rechtbank dat de medische informatie van [GGZ instelling] aanleiding had moeten geven om nader (psychisch) onderzoek te verrichten. Volgens het BIG-register is de behandelaar van eiseres een gezondheidszorgpsycholoog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) had ten onrechte gesteld dat eiseres pas vanaf een half jaar ná de datum in geding onder behandeling van de GGZ-instelling is gekomen. Ten slotte leek uit de medische informatie te volgen dat op de datum in geding sprake was van een ernstigere medische situatie dan door de verzekeringsartsen in de FML was aangenomen.
Het bestreden besluit was naar het oordeel van de rechtbank niet voorzien van een deugdelijke medische motivering en dus in strijd met het motiveringsbeginsel.
2.2.
In reactie op het door de rechtbank geconstateerde motiveringsgebrek stelt het UWV het volgende.
Ten aanzien van de prikkelarme werkomgeving stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres bij de verzekeringsarts, elf dagen voor de datum in geding, aan heeft gegeven dat zij deelneemt aan het verkeer en hobby’s heeft die niet prikkelarm zijn (muziek, sportschool). Het advies van de arbeidsdeskundige in het ‘Advies indicatie beschut werk’ uit 2021, meer dan twee jaar voor de datum in geding, is daarom niet meer volledig aannemelijk in 2023. Het UWV wijst er ook op dat dat advies een andere beoordeling betreft dan de beoordeling van de geschiktheid voor het eigen werk in het kader van de ZW. Bij die beoordeling is geen medisch oordeel van een verzekeringsarts van het UWV betrokken. Op basis van die beoordeling werd positief geadviseerd ten aanzien van beschut werken in het kader van de Participatiewet. Eiseres is ook in beschut werk aan het werk gegaan. Het eigen werk betrof mentaal licht belastend werk. Het ging om inpakwerkzaamheden gedurende twaalf uur per week, verdeeld over vier dagen per week.
Met de beperkingen in de rubrieken 1, 2 en 6 van de FML (persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden) wordt volgens de verzekeringsarts b&b voldoende rekening gehouden met de bij eiseres bestaande beperkingen als gevolg van de autismespectrumstoornis, de AD(H)D en de stemmingsstoornis. Eiseres is onder andere beperkt voor wisselende uitvoeringsomstandigheden, veelvuldige storingen en onderbrekingen, deadlines en productiepieken, samenwerken met anderen en het aantal te werken uren per dag. Als rekening wordt gehouden met deze uitgebreide beperkingen wordt eiseres voldoende beschermd tegen prikkels op de werkvloer en wordt er voldoende gezorgd voor preventie van terugslag in een daaraan aangepaste functie.
Ten aanzien van de medische informatie van [GGZ instelling] stelt de verzekeringsarts b&b dat vaststaat dat deze informatie van 25 april 2024 is, wat acht maanden na de datum in geding is. In deze informatie wordt gesteld dat eiseres nog aanvullende therapie nodig is, maar deze informatie leidt volgens de verzekeringsarts b&b niet tot aanvullende beperkingen, mede gelet op het voorgaande. Daarnaast is in de beoordeling door de verzekeringsarts al met de diagnosen van [GGZ instelling] rekening gehouden, aldus de verzekeringsarts b&b.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat (de verzekeringsarts b&b van) het UWV het bestreden besluit hiermee voldoende heeft gemotiveerd en het motiveringsgebrek is hersteld. De rechtbank kan deze aanvullende motivering volgen, nu het UWV daarmee voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom eiseres met ingang van de datum in geding geschikt wordt geacht voor het eigen werk en haar ZW-uitkering is beëindigd.
Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
2.4.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
2.5.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.