ECLI:NL:RBZWB:2025:175
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na tussenuitspraak inzake beëindiging Ziektewet-uitkering door UWV met motiveringsgebrek
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Het UWV had op 25 augustus 2023 de uitkering van eiseres beëindigd, wat door eiseres werd bestreden. In een eerdere tussenuitspraak van 12 juli 2024 had de rechtbank geconstateerd dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen beperking moest worden opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) voor een prikkelarme werkomgeving. De rechtbank had het UWV de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen.
Na de tussenuitspraak heeft het UWV aanvullende motivering ingediend, waarin het stelde dat eiseres, elf dagen voor de datum in geding, had aangegeven dat zij deelneemt aan het verkeer en hobby's heeft die niet prikkelarm zijn. De rechtbank oordeelde dat het UWV hiermee voldoende had gemotiveerd waarom eiseres geschikt werd geacht voor haar eigen werk en dat het motiveringsgebrek was hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het UWV opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering door het UWV bij besluiten omtrent uitkeringen en de noodzaak om medische informatie adequaat te verwerken in de beoordeling van de geschiktheid voor werk.