ECLI:NL:RBZWB:2025:1736
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de beslissing van het UWV inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de opposant verzet ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 november 2024, waarin het beroep van de opposant tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op zijn bezwaar gegrond werd verklaard. Het UWV had op 1 maart 2024 besloten de Ziektewetuitkering van de opposant te beëindigen per 23 januari 2024, omdat de opposant geen contact had opgenomen met zijn (ex-)werkgever. De rechtbank had het UWV opgedragen om binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. De opposant heeft verzet ingesteld tegen de opgelegde nadere beslistermijn van vier maanden, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of de opposant procesbelang heeft bij de procedure. Het UWV heeft op 28 februari 2025 alsnog beslist op het bezwaar van de opposant, waardoor de rechtbank concludeert dat de opposant geen belang meer heeft bij de beoordeling van het verzet. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen of er grond is voor een proceskostenveroordeling, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is, omdat het UWV niet tegemoet is gekomen aan de opposant wat betreft de lengte van de beslistermijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De opposant krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten in het verzet. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, en openbaar gemaakt op 26 maart 2025.