ECLI:NL:RBZWB:2025:1722
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke context met betrekking tot een gunningsbeslissing
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] B.V. afgewezen. Het verzoek betreft de gunningsbeslissing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot de Europese aanbesteding voor de Persoonlijke Gezondheidsomgeving, die op 21 januari 2025 is genomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat zij kennelijk onbevoegd is om het verzoek te behandelen, omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter wijst erop dat de enkele omstandigheid dat de minister in een verdagingsbrief vermeldt dat bij spoed een voorlopige voorziening kan worden ingediend, niet voldoende is om de bevoegdheid van de bestuursrechter vast te stellen. [Verzoekster] had eerder al een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat ook was afgewezen. In deze nieuwe procedure heeft [verzoekster] een brief van de minister van 25 februari 2025 overgelegd, waarin wordt gewezen op de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken. De voorzieningenrechter concludeert echter dat deze brief geen nieuw feit of omstandigheid oplevert die haar eerdere oordeel kan veranderen.
De voorzieningenrechter benadrukt dat alleen daadwerkelijk nieuwe feiten en omstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart, komt zij niet toe aan de beoordeling van het spoedeisend belang of aan een inhoudelijk oordeel over de gunningsbeslissing. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er is geen griffierecht verschuldigd voor [verzoekster].