ECLI:NL:RBZWB:2025:1602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/5547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot arbeidskorting over ziektewetuitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.707, met inachtneming van een heffingskorting van € 4.340. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 5 februari 2025, waarbij partijen ter zitting overeenstemming bereikten over de arbeidskorting over de ziektewetuitkering.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere arbeidskorting, wat betekent dat de aanslag IB/PVV 2022 moet worden verminderd. De rechtbank stelt vast dat de belastingrente, die samenhangt met de aanslag, ook dienovereenkomstig moet worden verminderd. Daarnaast moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden, evenals de reiskosten van de gemachtigde, die op basis van een kilometervergoeding worden berekend. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak op bezwaar, waarbij de aanslag en belastingrentebeschikking worden aangepast.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de aanslag IB/PVV 2022 wordt verminderd tot een bedrag dat rekening houdt met de hogere arbeidskorting, en dat de inspecteur de reiskosten van de gemachtigde en het griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 juni 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.707, waarbij rekening is gehouden met € 4.340 heffingskorting.
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 98 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

1.5.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Partijen zijn overeengekomen dat belanghebbende voor het jaar 2022 recht heeft op een arbeidskorting over de ziektewetuitkering berekend over veertien dagen. Ter zitting is afgestemd dat arbeidskorting over de ziektewetuitkering zal worden berekend door uit te gaan van 14/360e deel van de arbeidskorting over de ziektewetuitkering. De rechtbank zal partijen volgen in hun compromis en dienovereenkomstig beslissen.
1.6.
De inspecteur heeft belanghebbende bij de aanslag IB/PVV 2022 al een heffingskorting toegekend van € 4.340, bestaande uit een algemene heffingskorting van € 2.865, een inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 370 en een arbeidskorting van € 1.105. De arbeidskorting over de ziektewetuitkering komt daar bovenop. Dat betekent dat belanghebbende recht heeft op een hogere arbeidskorting, en daarmee een hogere heffingskorting, dan reeds is toegekend. De aanslag IB/PVV 2022 moet dus worden verminderd.
1.7.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Nu de met de belastingrentebeschikking samenhangende aanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank dat de inspecteur het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig zal verminderen.
1.8.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de reiskosten van de gemachtigde op basis van een kilometervergoeding door de inspecteur worden vergoed. De reiskostenvergoeding wordt berekend door het aantal kilometers te vermenigvuldigen met € 0,28. De reiskostenvergoeding bedraagt dan € 76,72.

Conclusie en gevolgen

2. Het beroep is gegrond. Belanghebbende heeft recht op een hogere arbeidskorting. De aanslag IB/PVV 2022 is dus tot een te hoog bedrag vastgesteld en moet worden verminderd. De belastingrentebeschikking moet overeenkomstig worden verminderd. Het griffierecht en de reiskosten van gemachtigde worden door de inspecteur vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2022 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.707, waarbij rekening wordt gehouden met een algemene heffingskorting van € 2.865, een inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 370 en een arbeidskorting van € 1.105 vermeerderd met 14/360e deel van de arbeidskorting over de ziektewetuitkering;
- vermindert de belastingrentebeschikking bij de aanslag IB/PVV 2022 dienovereenkomstig;
- bepaalt dat de inspecteur de reiskosten van gemachtigde van € 76,72 moet vergoeden;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 19 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.