ECLI:NL:RBZWB:2025:1567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24_4712
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake (gedeeltelijke) verstrekking van stukken op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 16 april 2024 inzake de (gedeeltelijke) verstrekking van stukken aan eiser op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 15 september 2023 een Woo-verzoek ingediend om openbaarmaking van gemeentelijk beleid en alle hieraan ten grondslag liggende besluitvorming en communicatie. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft het verzoek deels toegewezen en deels afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Commissie bezwaarschriften heeft geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.

De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 behandeld. Eiser heeft betoogd dat het college een onvolledige zoekslag heeft uitgevoerd en dat er meer documenten aanwezig zouden moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de documenten is gezocht en dat de zoekslag volledig is geweest. De rechtbank verklaart het beroep gegrond vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het college ter zitting de motivering heeft hersteld. De rechtbank draagt het college op om het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 16 april 2024 inzake de (gedeeltelijke) verstrekking van stukken aan eiser op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de stukken (gedeeltelijk) heeft kunnen verstrekken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft op 15 september 2023 een Woo-verzoek ingediend. Hij heeft verzocht om openbaarmaking van het gemeentelijk beleid met betrekking tot:
  • het aanvragen door eiser van een (bijstand)uitkering, briefadres en leefgeld medio augustus 2015 tot en met juni 2016;
  • de uitschrijving van belanghebbende op 5 november 2015 uit de gemeentelijke basisregistratie (hierna: GBA) en de hernieuwde inschrijving via briefadres medio maart 2016;
  • het met eiser maken van afspraken met de burgemeester en de wethouder Sociaal Domein in de periode medio december 2015 tot en me medio april 2018;
  • specifiek op eiser en diens verblijfadres(sen) gericht beleid tot de inzet van fysieke controles, door onder andere de gemeentelijke afdeling handhaving;
  • specifiek op eiser gericht beleid met betrekking tot het doorverwijzen naar [sociaal werkbedrijf] , terwijl hij uitgeschreven was uit het GBA, en de arbeidsverplichting zonder medische keuring in de periode tussen 2015-2018;
  • specifiek op eiser gericht beleid ter zake de inzet van medische keuringen in de periode tussen medio februari 2016 en medio november 2018 door (externe) partijen, zoals Treve advies en het UWV;
  • specifiek op eiser gericht beleid ter zake de inzet van (verplichte) maatschappelijke ondersteunding door (externe) partijen zoals o.a. [sociaal werkbedrijf] , SMWO en [zorgverlener] in de periode tussen medio september 2015 en medio augustus 2018;
  • specifiek gericht op eiser het beleid met betrekking tot de communicatie over zijn fysieke en mentale toestand met instellingen zoals o.a.: Emergis, SMWO, BTSW, en specialisten zoals dhr. [specialist 1] , dhr. [specialist 2] , dhr. [specialist 3] , mevr. [specialist 4] ;
  • specifiek gericht op eiser het beleid met betrekking tot het toekennen van, en later stopzetten van, financiële ondersteuning voor een medisch noodzakelijk dieet medio april 2018 tot en met 2022;
  • specifiek gericht op eiser het beleid met betrekking tot het stopzetten van financiële ondersteuning voor osteopathie medio december 2022 en de nieuwe aanvraag bijzondere bijstand medio januari 2023, en;
  • specifiek gericht op eiser het beleid met betrekking tot het stopzetten, niet voortzetten van financiële ondersteuning voor eiser zijn re-integratie-bevorderende studie in 2021;
inclusief alle hieraan ten grondslag liggende besluitvorming, alle achterliggende (interne) communicatie, ook met derden, en alle verdere (interne) rapportages en verslaglegging hieromtrent, of enig ander geheel van vastgelegde gegevens.
4.1.
Met het besluit van 30 oktober 2023 heeft het college het verzoek deels toegewezen en deels afgewezen.
4.2.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 29 november 2023. De Commissie bezwaarschriften heeft geadviseerd om het bezwaar ontvankelijk en ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten, onder aanvulling van de motivering.
4.3.
Met het bestreden besluit heeft het college dat advies overgenomen en de motivering aangevuld.
Reikwijdte van het geschil
5. Eiser heeft een aantal verzoeken aan de rechtbank gedaan. Hij heeft de rechtbank verzocht om het bestreden besluit te vernietigen, het college op te dragen een bredere zoekslag uit te voeren met uitgebreide zoektermen, het college te verplichten tot openbaarmaking van alle gegevensuitwisselingen met externe partijen en het college op te dragen inzage te geven in alle communicatie over de verwerking van eiser zijn GBA-gegevens door derden.
5.1.
De rechtbank beperkt de beoordeling tot de vraag of het bestreden besluit is genomen overeenkomstig de Woo. Die beoordeling gaat niet zo ver dat zij het college kan opdragen om verschillende handelingen uit te voeren. Het beroep van eiser heeft namelijk betrekking op het door hem bestreden besluit en dat ziet alleen op zijn Woo-verzoek.
Verstrekking aan eiser
6. Het college heeft het verzoek van eiser opgevat als een verzoek in de zin van artikel 5.5 van de Woo. Het gaat namelijk om privacygevoelige informatie die zich niet leent voor openbaarmaking aan eenieder. Dit betekent dat de informatie enkel wordt verstrekt aan eiser en niet openbaar wordt gemaakt aan eenieder. Eiser heeft ter zitting erkend dat hij heeft bedoeld een verzoek in te dienen ter verstrekking van informatie aan hem en niet ter openbaarmaking aan eenieder. De rechtbank zal beoordelen of het college in redelijkheid de stukken (gedeeltelijk) heeft verstrekt aan eiser.
AVG-besluit
7. Het college heeft in de beslissing op het Woo-verzoek verwezen naar een eerdere beslissing op een AVG-verzoek van eiser. Eiser zou om documenten hebben verzocht die met die beslissing al aan hem zijn toegestuurd.
7.1.
Eiser heeft betoogd dat het college hierdoor onvolledig heeft beslist op het verzoek. Het college kon niet volstaan met een enkele verwijzing naar de beslissing op het AVG-verzoek, aangezien de AVG en de Woo een ander toetsingskader hebben.
7.2.
De rechtbank vat de beroepsgrond van eiser op als een beroep op het motiveringsbeginsel en is van oordeel dat het beroep in zoverre slaagt. Het college kon zich niet beperken tot het enkel verwijzen naar het AVG-verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank had het college inhoudelijk moeten motiveren waarom het besloten heeft om dit deel van het Woo-verzoek af te wijzen. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college ter zitting deze motivering alsnog heeft gegeven. Op de zitting heeft het college nader toegelicht dat de stukken waar eiser om heeft verzocht in het Woo-verzoek voor een deel overeenkomen met de stukken in het AVG-verzoek. Deze stukken zijn in het kader van dat verzoek aan eiser verstrekt op dezelfde wijze als deze verstrekt zouden worden in het kader van de beslissing op het Woo-verzoek. Aangezien eiser al beschikte over deze stukken, heeft het college deze niet opnieuw verstrekt. De stukken, die niet eerder waren verstrekt met de beslissing op het AVG-verzoek, zijn met het bestreden besluit wél verstrekt. Het college heeft met de toelichting op zitting het motiveringsgebrek hersteld. De rechtbank ziet om die reden aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Dat betekent dat het college dat deel van het Woo-verzoek van eiser heeft mogen afwijzen.
Zoekslag en archivering
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
8.1.
Eiser heeft betoogd dat het college een onvolledige zoekslag heeft uitgevoerd. Het aantal gebruikte zoektermen was te beperkt. Daarnaast is geen zoekslag uitgevoerd in het interne communicatiesysteem. Er heeft veel communicatie plaatsgevonden tussen verschillende partijen en hiervan zouden stukken aanwezig moeten zijn bij het college. Indien deze stukken niet meer onder het college zouden berusten, zou dat moeten betekenen dat het college heeft gehandeld in strijd met de Archiefwet door de stukken te vernietigen.
8.2.
Het college heeft inzichtelijk gemaakt hoe is gezocht naar de aanwezige documenten. Binnen het sociaal domein van de gemeente Schouwen-Duiveland zijn drie systemen geraadpleegd, namelijk Suite voor het sociaal domein, Zaaksysteem en indien van toepassing de Basisregistratie Personen. Daarnaast is gezocht in Suite (bronsysteem) waarin werkprocessen worden aangemaakt, waarbinnen rapportages en besluiten worden opgesteld. Daarnaast worden in dat systeem betalingen verricht. De in de werkprocessen opgestelde documenten worden gearchiveerd in het zaaksysteem. Binnen het zaaksysteem is ook door het college gezocht. Verder heeft het college gezocht in de Basisregistratie Personen. Ten slotte zijn de mailboxen van de betrokken werknemers geraadpleegd. Het college heeft daarbij de volgende zoektermen gebruikt: “ [eiser] ”, “ [zoekterm 1] ”, “ [zoekterm 2] ”, “ [zoekterm 3] ”, en “ [zoekterm 4] ”.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de documenten is gezocht en dat de door het college uitgevoerde zoekslag volledig is geweest. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het college onjuiste of onvolledige zoektermen heeft gehanteerd. Het komt niet ongeloofwaardig voor dat niet meer documenten onder het college berusten. Dat eiser van mening is dat documenten mogelijk ten onrechte zouden zijn vernietigd in strijd met de Archiefwet, maakt dat niet anders. Voor zover daarvan al sprake is, betekent een schending van de Archiefwet nog niet dat het college een onvoldoende zoekslag heeft uitgevoerd en/of dat is gebleken dat college documenten onder zich heeft die ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt.
8.4.
Nu het niet ongeloofwaardig voorkomt dat niet meer documenten onder het college berusten, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat wél meer documenten onder het college zouden berusten. De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. De enkele stelling dat er meer documenten aanwezig zouden moeten zijn is daarvoor onvoldoende. Dit geldt ook voor het ter zitting laten zien van foto’s van mappen met daarin stapels papieren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. Nu het college dat motiveringsgesprek met een nadere toelichting op zitting heeft hersteld, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt het college op om het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 17 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid (Woo)
Artikel 4.1, eerste lid, van de WooEenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 5.5, eerste lid, van de Woo
Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, alsmede d en e, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld r.o. 20 van de uitspraak van 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:614.