ECLI:NL:RBZWB:2025:1556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/3440
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering wegens niet verzekerd zijn op de eerste ziektedag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Eiser had op 30 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een ZW-uitkering, die per 25 oktober 2022 zou ingaan. Het UWV weigerde deze aanvraag, omdat eiser op de eerste ziektedag niet verzekerd was, aangezien hij op dat moment geen dienstverband had. Eiser had op 14 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst gesloten met de werkgever, die op 1 november 2022 inging, maar de eerste ziektedag viel op 26 oktober 2022, toen eiser in het ziekenhuis was voor een operatie. De rechtbank oordeelt dat eiser op de eerste ziektedag niet verzekerd was, omdat hij op dat moment geen werknemer was. Eiser voerde aan dat zijn eerste ziektedag verschoven moest worden naar 1 november 2022, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet mogelijk is volgens de wet. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3440

uitspraak van 18 maart 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats 1] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[de werkgever] B.V., te [plaats 2] (de werkgever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 30 oktober 2023 (primair besluit) geweigerd per 25 oktober 2022 aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 21 februari 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft geen toestemming verleend voor toezending van stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever. De rechtbank heeft vervolgens onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten dat de kennisneming van medische stukken die nog niet bekend waren bij de werkgever, is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en mr. M. Reitsma namens het UWV. De werkgever heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiser niet verzekerd was voor de ZW, omdat hij op de eerste ziektedag niet in dienst was bij de werkgever en hij ook in de vier weken voorafgaand aan de eerste ziektedag geen dienstverband of uitkering had. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser is op 14 oktober 2022 met de werkgever een dienstverband overeengekomen met ingang van 1 november 2022. De arbeidsovereenkomst is ondertekend op 25 oktober 2022. De werkgever is eigenrisicodrager.
Op 26 oktober 2022 is eiser in het ziekenhuis geopereerd. Vanwege complicaties is eiser enkele dagen later, maar vóór 1 november 2022, weer opgenomen. Tijdens die tweede opname is hij opnieuw geopereerd.
De werkgever heeft op 26 september 2023 aan het UWV meegedeeld dat op 31 oktober 2022 is besloten de arbeidsovereenkomst met eiser te beëindigen. Dit is echter vanwege de personele bezetting pas op 2 november 2022 telefonisch en per brief aan eiser bericht. Op 3 november 2022 heeft de werkgever bij het UWV gemeld dat eiser ziek uit dienst is gegaan. De twee niet gewerkte dagen zijn uitbetaald.
Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft het UWV geweigerd aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen per 25 oktober 2022.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Gronden eiser
5. Eiser voert aan dat hij recht heeft op een ZW-uitkering per 1 november 2022. Op 14 oktober 2022 is hij een dienstverband aangegaan per 1 november 2022, waarbij hij de geplande liesbreukoperatie op 26 oktober 2022 heeft gemeld. Nadat eiser ontslagen was uit het ziekenhuis, is hij op 31 oktober 2022 vanwege complicaties opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Dit is weliswaar de eerste dag dat eisers ziekte intrad, maar juridisch formeel is de eerste ziektedag op 1 november 2022. Nu het dienstverband op die dag is aangevangen en op 3 november 2022 tijdens de proeftijd is beëindigd, is sprake van een verzekerde periode. Het standpunt van het UWV, dat eiser niet verzekerd was, is volgens eiser in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst waren beide partijen namelijk op de hoogte van de geplande operatie op 26 oktober 2022. De gevolgde complicaties zijn een direct gevolg van de ingreep en daaruit voortvloeiend.
Heeft het UWV terecht geweigerd aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen?
6. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, recht op een ZW-uitkering.
6.1.
De rechtbank overweegt dat één van de voorwaarden voor recht op een ZW-uitkering is dat diegene op de datum met ingang waarvan hij ziek is geworden (de eerste ziektedag) verzekerd is voor de ZW. Werknemers in de zin van de ZW zijn verzekerd. Werknemer is de natuurlijke persoon die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. [1] Ook degene die binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ongeschikt tot werken wordt, heeft tegenover het UWV aanspraak op ziekengeld alsof hij verzekerd was gebleven. [2] Uit de stukken in het dossier blijkt dat eiser van 20 juni 2022 tot 3 augustus 2022 een eerder dienstverband had en dus werknemer was. Eiser heeft niet gesteld dat hij binnen dat dienstverband of binnen vier weken na het einde daarvan ongeschikt is geworden voor werk, dus deze periode is niet van belang en blijft buiten beschouwing.
6.2.
Vervolgens is eiser met de werkgever een dienstverband overeengekomen met ingang van 1 november 2022. Vanaf die datum was (weer) sprake van werknemerschap, en dus van verzekerd zijn voor de ZW. De rechtbank stelt echter vast dat eisers eerste ziektedag in de zin van de ZW vóór 1 november 2022 lag vanwege de operatie op 26 oktober 2022 en de daarop gevolgde complicaties. Op die eerste ziektedag was eiser geen werknemer en dus niet verzekerd voor de ZW.
6.3.
Eiser voert daartegen aan dat zijn eerste ziektedag, ondanks dat hij al eerder ziek was, moet worden verschoven naar 1 november 2022 omdat op die dag recht op een ZW-uitkering is ontstaan. Hij doet daartoe een beroep op artikel 29, derde lid, van de ZW. De rechtbank overweegt dat artikel 29 van de ZW niet ziet op het verschuiven van de eerste ziektedag, zoals eiser stelt, maar op de uitbetaling van een recht op ZW. Het UWV heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eerst sprake moet zijn van verzekerd zijn voor de ZW, voordat kan worden toegekomen aan de vaststelling van uitbetaling van de uitkering. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser de afgesproken werkzaamheden bij de werkgever in verband met de eerder ingetreden ongeschiktheid feitelijk nooit heeft verricht. Dit betekent dat zijn eerste ziektedag vóór 1 november 2022 lag en dat er later geen nieuwe arbeidsongeschiktheid is ingetreden. Er is dus geen nieuwe of tweede eerste ziektedag ontstaan op 1 november 2022 en evenmin een recht op een ZW-uitkering. [3] De omstandigheid dat eiser het dienstverband al op 14 oktober 2022 is overeengekomen en dat de werkgever op de hoogte was van de geplande operatie, maakt dat niet anders.
6.4.
Vervolgens stelt eiser dat hij recht heeft op toekenning van de ZW-uitkering op grond van het evenredigheidsbeginsel. Hij is namelijk in de avond van 31 oktober 2022 ziek geworden en daarmee een paar uur voor aanvang van de arbeidsovereenkomst en het werknemerschap. De rechtbank overweegt enerzijds dat deze stelling niet strookt met het
e-mailbericht dat eiser op de vroege ochtend van 31 oktober 2022 al stuurde aan zijn werkgever over het feit dat hij met complicaties is opgenomen in het ziekenhuis. Anderzijds overweegt de rechtbank dat het zijn van werknemer in de zin van artikel 3 van de ZW dwingendrechtelijk is bepaald. Daarnaast zijn artikelen opgenomen over enkele gevallen waarin een belanghebbende gelijk wordt gesteld met een werknemer in de zin van artikel 3 van de ZW. Eisers feitelijke omstandigheden passen niet binnen (één van) deze gelijkgestelde gevallen. De rechtbank is niet gebleken dat de wetgever eisers situatie niet heeft betrokken bij de voorbereiding van de wet. In dit geval is er daarom geen ruimte voor een belangenafweging. Dat neemt echter niet weg – en de rechtbank ziet dat ook in – dat de uitkomst voor eiser grote (financiële) gevolgen heeft. Dat leidt echter niet tot een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht geweigerd heeft om aan eiser per 25 oktober 2022 een ZW-uitkering toe te kennen.
7.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 18 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Ziektewet
Artikel 3
Werknemer is de natuurlijke persoon die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
Artikel 19, eerste en vierde lid
1. De verzekerde heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
4. Voor de toepassing van deze wet worden onder ziekte mede verstaan gebreken.
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
Artikel 20
Werknemers in de zin van de ZW zijn verzekerd.
Artikel 29, derde lid
Als eerste dag van de ongeschiktheid tot werken geldt de eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld en kunnen dagen waarop niet zou worden gewerkt als werkdag worden aangemerkt.
Artikel 46, eerste lid, eerste volzin
Degene die binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ongeschikt tot werken wordt, heeft tegenover het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aanspraak op ziekengeld alsof hij verzekerd was gebleven.

Voetnoten

1.De artikelen 3 en 20 van de ZW.
2.Artikel 46, eerste lid, van de ZW.
3.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1469.