ECLI:NL:RBZWB:2025:1456

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
24/5994
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bijstandsuitkering en procesbelang bij beroep tegen besluit gemeente

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2025, gaat het om een geschil tussen eisers, die bijstandsuitkeringen ontvangen op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had in een besluit van 1 maart 2024 de bijstandsuitkering van eisers herzien en omgezet naar een lening, omdat eisers overwaarde uit de verkoop van hun oude woning zouden hebben. In een daaropvolgend besluit van 4 juli 2024 heeft het college de bezwaren van eisers gegrond verklaard en de bijstandsuitkering om niet toegekend. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen op de zitting op 6 februari 2025.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eisers geen procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, aangezien zij al in het gelijk zijn gesteld door het college. De rechtbank concludeert dat er geen verdere juridische stappen mogelijk zijn voor eisers, omdat het college de eerdere beslissing al heeft teruggedraaid. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5994 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats], eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

In een besluit van 1 maart 2024 (primair besluit) is de bijstandsuitkering van eisers met ingang van 24 mei 2023 herzien en omgezet naar bijstand in de vorm van een lening.
In een besluit van 4 juli 2024 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard en de bijstand om niet toegekend.
Op 16 juli 2024 hebben eisers tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 februari 2025. Eisers zijn – zonder voorafgaand bericht – niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1.1.
Eisers ontvangen een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. In het primaire besluit heeft het college deze uitkering herzien en omgezet naar bijstand in de vorm van een lening, omdat eisers vanaf de aanvang van hun uitkering redelijkerwijs kunnen beschikken over de overwaarde uit de opbrengst van de verkoop van hun oude woning. Het college heeft de uitkering toegekend met ingang van 24 mei 2023, naar de norm voor gehuwden met 20% verlaging.
1.2.
In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers gegrond verklaard. De bijstandsuitkering wordt vanaf 24 mei 2023 niet in de vorm van leenbijstand aan eisers verstrekt maar om niet.
Standpunt eisers
2. Eisers verzoeken de rechtbank om te bepalen dat hun bijstandsuitkering om niet moet worden verstrekt, en dus niet hoeft te worden terugbetaald. Daarnaast verzoeken zij de rechtbank om te bepalen dat de inhoudingen moeten worden stopgezet en met terugwerkende kracht moeten worden gerestitueerd.

Beoordeling rechtbank

3. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep dient de vraag te worden beantwoord of eisers procesbelang hebben. Een beroep is namelijk niet-ontvankelijk als het procesbelang ontbreekt.
4. Volgens vaste jurisprudentie is slechts sprake van voldoende procesbelang, als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. [1]
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden opgemaakt dat eisers juridisch gezien in deze zaak nog iets kunnen bereiken. Eisers zijn al in het bestreden besluit volledig in het gelijk gesteld door het college. De beslissing om de bijstand in de vorm van een lening toe te kennen is door het college in het bestreden besluit al teruggedraaid en de bijstandsuitkering is daarin al om niet toegekend.
6. Het bestreden besluit houdt ook geen besluit in over een eventuele terugvordering. Het bevat enkel een informatief bericht over dit onderwerp, zodat eisers weten dat een terugvordering mogelijk nog kan volgen. Omdat het college hier nog geen besluit over heeft genomen kan de rechtbank hier ook geen oordeel over geven. Ook is het college niet overgegaan tot inhouding ter aflossing van een terugvordering.
7. Uit het voorgaande volgt dat eisers geen procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:878.