ECLI:NL:RBZWB:2025:1446

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/2468 WMO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag tot verlenging van een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot verlenging van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft de aanvraag op 7 augustus 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing is ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek is afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. De rechtbank heeft de zaak op 29 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat eiser niet pgb-vaardig is. Eiser ontving eerder een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb, maar heeft in de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2023 niet aan de voorwaarden voldaan. De rechtbank concludeert dat eiser niet in staat is om de aan een pgb verbonden taken uit te voeren, zoals het beheren van het budget en het inkopen van passende zorg. Eiser heeft in eerdere jaren zijn pgb voortijdig opgemaakt en heeft geen verantwoording kunnen afleggen over de besteding ervan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2468 WMO

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college,
(gemachtigde: mr. J. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot verlenging van de aan hem verstrekte maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.1.
Het college heeft de aanvraag met een besluit van 7 augustus 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Met de uitspraak van 3 april 2024 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. [1]
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoende in staat is de aan een persoonsgebonden budget (pgb) verbonden taken uit te voeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser ontving een maatwerkvoorziening individuele begeleiding voor zes uur per week in de vorm van een pgb. Het college heeft deze voorziening aan eiser toegekend voor de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2023.
4.1.
Op 16 mei 2023 heeft eiser zich bij het college gemeld om de maatwerkvoorziening te verlengen. Naar aanleiding van deze melding heeft er op 17 juli 2023 een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Vervolgens heeft het college op 1 augustus 2023 een plan van aanpak naar eiser gezonden, die hij alleen voor gezien heeft ondertekend.
4.2.
Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens het college is gebleken dat eiser niet voldoende in staat is de aan een pgb verbonden taken uit te voeren.
Beroepsgronden
5. Eiser bestrijdt het standpunt van het college dat hij niet pgb-vaardig is, omdat hij onvoldoende inzicht zou hebben in zijn eigen situatie en in de voorafgaande jaren niet aan de voorwaarden zou hebben voldaan. Het college was er eerder wel van overtuigd dat eiser de verantwoordelijkheden die komen kijken bij het beheren van een pgb aankan. Dit is in eerdere procedures bij de rechtbank ook aan de orde geweest. [2] Onduidelijk is waarom het college nu een ander standpunt inneemt. Eiser heeft al jaren een pgb en niet alles is perfect gegaan, maar het is voor hem niet te verteren dat een enkel punt, waarop hij niet gehandeld heeft zoals had gekund, reden vormt het pgb te weigeren. Eiser benadrukt dat hij slechte ervaringen heeft met zorg in natura (ZIN). Hij wil zelf kunnen kiezen welke zorgaanbieder hij inzet en hij wil de mogelijkheid open houden om te wisselen van zorgaanbieder.
Relevante wet- en regelgeving
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser een hulpvraag heeft en dat hij problemen heeft bij zelfredzaamheid en participatie. Hij komt dan ook in aanmerking voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo, in dit geval individuele begeleiding. In geschil is alleen de vorm waarin deze voorziening verstrekt wordt. Het uitgangspunt is dat een betrokkene een maatwerkvoorziening in natura krijgt (ZIN). [3] Een betrokkene kan echter verzoeken om een pgb. Voldoet hij of zij aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld, dan moet het college een pgb toekennen.
8. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de toe te kennen maatwerkvoorziening niet in de vorm van een pgb aan eiser kan worden verstrekt, omdat hij niet pgb-vaardig is. Volgens het college is namelijk gebleken dat eiser in de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2023, de periode waarin eerder aan hem een pgb is verstrekt voor individuele begeleiding, niet aan de voorwaarden heeft voldaan.
9. Het college stelt daartoe allereerst dat gebleken is dat eiser niet in staat is een pgb te beheren. Uit de door hem ingediende declaraties blijkt dat hij in 2021, 2022 én 2023 zijn pgb voortijdig heeft opgemaakt. Hierdoor heeft hij geen zorg ontvangen in de resterende maanden van de deze jaren, terwijl hij die zorg wel nodig had. Dit heeft eiser nooit aan het college gemeld. Eiser heeft zich ook niet gemeld om te vragen om ophoging van het aantal uren individuele begeleiding, als hij van mening was dat deze ontoereikend waren. Eiser betwist dit niet, maar hij stelt dat het college hem hierover onvoldoende heeft geïnformeerd. Iemand die pgb-vaardig is, wordt echter geacht op de hoogte te zijn van de regels en verplichtingen of moet die zelf weten te vinden. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiser gelegen om hierover informatie op te zoeken of op te vragen.
10. Daarnaast heeft het college er op gewezen dat de inzet van het pgb niet passend is geweest. Eiser ontving individuele begeleiding van mevrouw [naam] van [organisatie]. Zowel eiser als mevrouw [naam] hebben aangegeven dat de situatie van eiser is verslechterd. De doelen van de begeleiding zijn niet behaald. Ook heeft eiser het pgb ingezet om af te vallen, een doel dat niet genoemd is in het plan van aanpak. Hieruit blijkt, ook naar het oordeel van de rechtbank, dat eiser niet in staat is om de juiste zorg in te kopen om verbetering of stabilisatie in zijn situatie aan te brengen of om de kwaliteit van zijn zorgaanbieder vast te stellen.
11. Tot slot kan eiser geen verantwoording afleggen over de besteding van zijn pgb in de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2023, omdat hij de map met administratie is kwijtgeraakt. Daardoor kan ook niet vastgesteld worden of eiser in staat is een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden.
12. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser in het keukentafelgesprek van 17 juli 2023 heeft aangegeven dat hij ondersteuning wil om brieven die hij niet begrijpt te kunnen lezen en afhandelen. Ook heeft hij aangegeven dat hij ondersteuning wil bij contact met instanties, omdat hij dit zelf niet kan zonder in conflict te raken. Daarnaast heeft eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar op 11 januari 2024 verklaard dat hij zelf zijn administratie kan bijhouden, maar dat hij hulp nodig heeft met het lezen van brieven waar moeilijke woorden in staan. Ook betalingsregelingen snapt hij niet, daarvoor heeft hij hulp nodig. De post openen en ordenen kan hij ook niet zelfstandig, dit doet hij samen met de begeleiding. Juist deze door eiser zelf geformuleerde ondersteuningsbehoefte staat in de weg aan het zelfstandig uitvoeren van pgb-taken. [4]
13. Gelet op het voorgaande heeft het college de aanvraag van eiser om een pgb kunnen afwijzen op grond van artikel 3.3, eerste lid, sub g, van het Besluit. [5] Eiser heeft in de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2023 immers niet aan de voorwaarden van het pgb voldaan, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat eiser niet pgb-vaardig is. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de beoordeling van de afwijzing op grond van artikel 3.3, eerste lid, sub b, van het Besluit.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzitter, en mr. I.M. Josten en mr. R.J.H. van der Linden, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 11 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2.3.6
1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
3. Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
4. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024
Artikel 2.8
1. Indien er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding, dagbesteding of persoonlijke verzorging en de cliënt wenst deze te verzilveren in de vorm van een persoonsgebonden budget, stelt de Toegangsprofessional eerst vast of de cliënt (of diens vertegenwoordiger) voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsbonden budget. Indien de cliënt voldoende regievaardig is, kan de gecontracteerde partij voor begeleiding (Siem (De Coalitie Wmo)) (begeleiding) of Kikmaat (dagbesteding)) gevraagd worden om een expertadvies voor de bepaling van de aard en omvang van de voorziening. In het ondersteuningsplan worden de te behalen resultaten, de aard en omvang van de benodigde zorg vastgelegd.
5. Het college kan nadere regels stellen.
Artikel 4.2
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
6. Een pgb wordt alleen verstrekt als tijdens het onderzoek naar aanleiding van de melding is vastgesteld dat cliënt en/of zijn pgb vertegenwoordiger voldoende in staat is regie te voeren over de kwaliteit en uitvoering van het budgetplan met het oog op de te behalen resultaten.
8. Het college kan nadere regels stellen aan de toegang tot en het gebruik van het persoonsgebonden budget.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024
Artikel 3.3
1. Het college beoordeelt of de cliënt die een pgb aanvraagt voldoende in staat is de aan een pgb verbonden taken uit te voeren. Het college kan besluiten dat de aanvrager van een pgb niet in staat wordt geacht om de pgb-taken uit te voeren, indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
de cliënt is handelingsonbekwaam en krijgt onvoldoende hulp van een vertegenwoordiger uit zijn sociale netwerk of van zijn bewindvoerder, mentor of curator;
de cliënt heeft onvoldoende inzicht in de eigen situatie, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking, psychische problemen of psychiatrische aandoening
de cliënt is de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende machtig;
e cliënt heeft ernstige verslavingsproblematiek;
de cliënt heeft problematische schulden;
de cliënt heeft een zodanig progressief ziektebeeld dat de verwachting is dat hij op termijn het budgethouderschap niet meer goed kan invullen;
de cliënt heeft in de drie jaren voorafgaand aan de datum van melding een pgb ontvangen maar daarbij niet aan de voorwaarden voldaan.
2. Onder de aan het Pgb verbonden taken, zoals bedoeld in lid 1, vallen onder ander het beheren van het Pgb, het behartigen van de belangen, het inkopen van passende ondersteuning, het opstellen van het budgetplan en plan van aanpak en het bewaken van de kwaliteit van de in te zetten zorg.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 24/2467 WMO.
3.Zie de Memorie van Toelichting bij artikel 2.3.6 van de Wmo, Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 152.
4.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2748.
5.Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024.