ECLI:NL:RBZWB:2025:1445
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een appartement in Middelburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 maart 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een appartement uit 1880, vastgesteld op € 130.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar aangetekend, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft op 21 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de staat van de woning, waaronder een gedateerde keuken en badkamer. De heffingsambtenaar had echter een taxatiematrix gepresenteerd waarin de waarde was onderbouwd met vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.