In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld na een eerdere uitspraak van 28 mei 2024. Eiser had een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, maar stelt dat het college niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat het college op 22 juli 2024 heeft aangegeven niet binnen de wettelijke termijn van acht weken te kunnen beslissen, maar dat de termijn inmiddels is verstreken. Eiser heeft het college op 17 oktober 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het college alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht van € 187,- en € 453,50 aan proceskosten aan eiser moet vergoeden.