ECLI:NL:RBZWB:2025:1285
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning voor verbouwing en uitbreiding van een woning in strijd met redelijke eisen van welstand
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, die op 24 oktober 2023 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de verbouwing en uitbreiding van een woning aan de [adres 1] in [plaats]. Eiser, die woont aan de [adres 2] in [plaats], heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat hij van mening is dat de vergunning in strijd is met de redelijke eisen van welstand en de beheersverordening. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. T.P. Bergmans en een andere vertegenwoordiger.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, de eigenaar van de woning aan [adres 1], in 2022 een omgevingsvergunning heeft aangevraagd na een eerdere mededeling van de gemeente dat geen vergunning nodig was. De rechtbank heeft de relevante feiten en het wettelijk kader beoordeeld, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend, ondanks dat het bouwplan niet volledig voldoet aan de redelijke eisen van welstand en de beheersverordening.
Eiser heeft aangevoerd dat het college in strijd met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld, omdat de hoorzitting werd voorgezeten door een wethouder van het bestuursorgaan dat over het bezwaarschrift heeft beslist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat het college het bestreden besluit in strijd met dit verbod heeft vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat het college met objectieve en verifieerbare bewijsstukken heeft onderbouwd dat er geen zwaarder wegende belangen zijn die in de weg staan aan het honoreren van het gewekt vertrouwen van de vergunninghouder. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen risico op ongewenste precedentwerking is en dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghouder.
De rechtbank heeft de uitspraak op 6 maart 2025 gedaan en openbaar gemaakt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.