ECLI:NL:RBZWB:2025:1283
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van het WIA-dagloon van een vrijwillig verzekerde zelfstandige
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn WIA-dagloon beoordeeld. Eiser, die als zelfstandige werkt, heeft premies betaald voor de vrijwillige verzekering WAO/WIA op basis van een dagloon van € 36,00. De rechtbank stelt vast dat eiser geen verzoek heeft gedaan om aanpassing of indexering van dit bedrag, en dat het UWV geen verplichting had om hem hierop te attenderen. Eiser is verantwoordelijk voor zijn keuzes met betrekking tot zijn vrijwillige verzekeringen, ook als deze keuzes nadelig blijken te zijn.
Het UWV had eerder eisers WIA-dagloon vastgesteld op basis van zijn vrijwillige verzekering, en dit besluit is door de rechtbank in stand gehouden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn dagloon, stellende dat hij recht had op een hoger bedrag, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat eiser eerder recht had op een WAO-uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat het vastgestelde dagloon van € 36,30 terecht is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij heeft geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.