ECLI:NL:RBZWB:2025:1260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/02/425249 / FA RK 24-3572
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van de minderjarige door de juridische vader op basis van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de juridische vader. De juridische vader had de minderjarige erkend in de veronderstelling dat hij de biologische vader was, maar kwam er later achter dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader onder invloed van dwaling heeft gehandeld, aangezien hij niet op de hoogte was van zijn niet-biologische vaderschap ten tijde van de erkenning. De juridische vader heeft zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning tijdig ingediend, binnen een jaar nadat hij op de hoogte was gesteld van de DNA-test die bevestigde dat een andere man de biologische vader is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de minderjarige in deze specifieke situatie niet in de beoordeling van het verzoek hoeft te worden betrokken, omdat de juridische vader op goede gronden van zijn rechtshandeling is teruggekomen. De erkenning is vernietigd, waardoor de minderjarige alleen in familierechtelijke betrekking tot haar moeder komt te staan en haar geslachtsnaam zal wijzigen naar die van de moeder. De rechtbank heeft ook de taak van de bijzondere curator beëindigd en de proceskosten verdeeld, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/425249 / FA RK 24-3572
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Nadere beschikking over vernietiging erkenning
in de zaak van
[de juridische vader],
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. F.J. Koningsveld te Breda, maar tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door diens kantoorgenoot mr. J.A. van Essen,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren te [plaats 1] op [geboortedag 1] 2014,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
vertegenwoordigd door:
mr. D. Marcus, advocaat te Goirle, als bijzondere curator over [minderjarige] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, vermoedelijk wonend in Spanje,
[de grootouders],
respectievelijk de grootvader en (stief)grootmoeder moederszijde, als voogden over [minderjarige] ,
hierna te noemen: de grootouders mz,
wonende te [plaats 2] .

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van deze rechtbank van 25 september 2024 en alle daarin genoemde stukken;
  • het op 28 oktober 2024 ontvangen e-mailbericht van de bijzondere curator, met bijlagen;
  • het op 12 november 2024 ontvangen e-mailbericht van mr. Koningsveld;
  • het rapport en advies van 27 november 2024 van de bijzondere curator, tevens houdende zelfstandig verzoek;
  • de brief van 22 januari 2025 van de grootouders mz.
1.2.
Op 31 januari 2025 heeft de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Van Essen;
  • de bijzondere curator;
  • de grootouders mz.
1.3.
De rechtbank heeft daarnaast, met instemming van de overige aanwezigen, bijzondere toestemming verleend aan mevrouw [naam 1] , stagiaire van de bijzondere curator, om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.
1.4.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling constateert de rechtbank dat de moeder, die als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt, niet is verschenen. Gelet hierop dient de rechtbank te controleren of de moeder correct is opgeroepen. Uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van de moeder uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat de moeder bij de gemeente staat geregistreerd als “Registratie Niet Ingezetene (RNI)”. Als toelichting daarbij staat vermeld dat zij is geëmigreerd en dat haar huidige adres in het buitenland onbekend is. De moeder is daarom via de Staatscourant opgeroepen om te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling in deze zaak. De moeder is desondanks niet verschenen. De rechtbank overweegt, gezien het voorgaande, dat de moeder correct is opgeroepen. Om die reden heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van het verzoek buiten aanwezigheid van de moeder voortgezet.

2.De nadere beoordeling

Inleiding
2.1.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van voormelde beschikking van 25 september 2024. Hierbij is mr. Marcus benoemd als bijzondere curator over [minderjarige] . Daarnaast is de bijzondere curator verzocht om een onderzoek te verrichten naar het verzoek van de moeder in deze zaak en, naar aanleiding daarvan, schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en een standpunt over dit verzoek in te nemen. In afwachting daarvan heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek aangehouden tot de mondelinge behandeling op 31 januari 2025.
2.2.
Op grond van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de rechtbank het volgende vast:
  • [minderjarige] is geboren op [geboortedag 1] 2014.
  • Op 10 juli 2014 is [minderjarige] erkend door de juridische vader. Dit blijkt uit de overgelegde geboorteakte van [minderjarige] en de daarbij horende latere vermelding betreffende erkenning.
  • Bij beschikking van 12 februari 2019 van deze rechtbank is het ouderlijk gezag van de moeder en de juridische vader, die tot dat moment gezamenlijk waren belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , beëindigd en is de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Roosendaal, hierna te noemen: de GI, belast met de voogdij over [minderjarige] . Voorts is bij beschikking van deze rechtbank van 22 november 2022 de GI ontslagen als voogdes over [minderjarige] en zijn de grootouders mz benoemd tot (opvolgend) voogden over [minderjarige] . De voogdij over [minderjarige] wordt op dit moment nog steeds uitgeoefend door de grootouders mz.
  • [minderjarige] woont al ruim acht jaren bij de grootouders mz.
  • Bij beschikking van 10 november 2022 van deze rechtbank is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] . Daarnaast is het zelfstandige verzoek tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] , welke is ingediend door mr. A.A.T. van Ginderen, die in voormelde procedure als bijzondere curator over [minderjarige] optrad, afgewezen.
  • De juridische vader, de moeder, de grootouders mz en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
Het verzoek van de juridische vader en de onderbouwing daarvan
2.3.
Aan de orde is nog het verzoek van de juridische vader tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] , kosten rechtens.
2.4.
Namens en door de juridische vader is ter onderbouwing van zijn verzoek, samengevat, onder meer het volgende aangevoerd. De juridische vader stelt dat hij ten tijde van de erkenning van [minderjarige] in de veronderstelling was dat hij de biologische vader van [minderjarige] is. Door de grootouders mz wordt weliswaar gesteld dat er bij de moeder en haar omgeving al langere tijd twijfels waren over het biologische ouderschap over [minderjarige] , maar de juridische vader was destijds hiervan niet op de hoogte. Vanwege persoonlijke (verslavings)problematiek, was hij hier niet mee bezig. De juridische vader was ook niet op de hoogte van de in 2019 door de moeder aanhangig gemaakte procedure tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] . De juridische vader verbleef toen in Spanje en kampte nog steeds met (verslavings)problematiek. Medio 2023 is hij, met het oog op een tegen hem aanhangige strafzaak, door de Spaanse autoriteiten overgeleverd aan Nederland. Sindsdien verblijft hij weer in Nederland. In het najaar van 2023 is hij door de grootouders mz in kennis gesteld dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is. Bij het verzoekschrift is een (ongedateerd) afschrift van een DNA-test overgelegd, waaruit blijkt dat de heer [naam 2] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [minderjarige] is. Derhalve staat, naar de mening van de juridische vader, vast dat hij dus niet de biologische vader van [minderjarige] is.
2.5.
Nu de juridische vader [minderjarige] op 10 juli 2014 heeft erkend vanuit de veronderstelling dat hij de biologische vader van [minderjarige] is en hij dat niet zou hebben gedaan als hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, is de juridische vader van mening dat hij onder invloed van dwaling, hetgeen door de moeder is veroorzaakt, is overgegaan tot erkenning van [minderjarige] . Inmiddels hebben de juridische vader en [minderjarige] op geen enkele wijze meer contact met elkaar. Nu de juridische vader zijn verzoek binnen een jaar nadat hij ervan op de hoogte is geraakt dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is bij de rechtbank heeft ingediend, kan hij worden ontvangen in zijn verzoek. Voor zover de juridische vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, refereert hij zich aan het gelijkluidende zelfstandige verzoek van de bijzondere curator.
2.6.
Indien het verzoek wordt toegewezen en de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] wordt vernietigd, dan acht de juridische vader het risico dat de biologische vader, die aldus de grootouders mz van negatieve invloed is op [minderjarige] , met de toestemming van de moeder zal overgaan tot erkenning van [minderjarige] bijzonder klein, nu de biologische vader niet betrokken is in het leven van [minderjarige] en er al ruim vier jaren geen sprake is van contact tussen hen. Het is bovendien niet in het belang van [minderjarige] om de familierechtelijke band tussen de juridische vader en [minderjarige] enkel om die reden in stand te houden. De juridische vader wil deze kwestie bovendien graag afsluiten.
Het standpunt van de bijzondere curator alsmede zelfstandig verzoek
2.7.
Nu niet met zekerheid is vast te stellen dat de juridische vader op de hoogte was van de eerdere procedure in 2019, is de bijzondere curator van mening dat dient te worden uitgegaan van de stelling van de juridische vader dat hij pas in het najaar van 2023 ervan op de hoogte is geraakt dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is. Gelet hierop is de bijzondere curator van mening dat de juridische vader kan worden ontvangen in zijn verzoek.
2.8.
Voor zover de juridische vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, dan wel zijn verzoek wordt afgewezen, verzoekt de bijzondere curator, bij wijze van zelfstandig verzoek, om de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] te vernietigen. Nu [minderjarige] nog minderjarig is, kan de bijzondere curator in ieder geval worden ontvangen in haar verzoek.
2.9.
De bijzondere curator heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat niet ter discussie staat dat de juridische vader niet de biologische vader van [minderjarige] is. Zij hebben al langere tijd geen contact meer met elkaar. De juridische vader speelt geen enkele rol meer in haar leven en [minderjarige] ziet haar niet als haar vader. [minderjarige] heeft wat dat betreft dan ook niets meer van de juridische vader te verwachten. De bijzondere curator acht het bovendien in het belang van [minderjarige] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid en dat haar huidige [geslachtsnaam 1] wordt gewijzigd naar [geslachtsnaam 2] , de geslachtsnaam van de moeder en de grootvader mz. Vergeleken met 2019 is de situatie op dit moment aanzienlijk rustiger. De biologische vader is momenteel niet betrokken in het leven van [minderjarige] en uit niets blijkt dat hij voornemens zou zijn om wederom betrokken te raken bij [minderjarige] en dat hij de wens zou hebben om haar te erkennen. Hoewel de bijzondere curator de zorgen van de grootouders mz vanuit emotioneel oogpunt begrijpt, ziet de bijzondere curator onvoldoende aanleiding om anders te adviseren.
Het standpunt van de grootouders mz
2.10.
De grootouders mz hebben, samengevat, aangegeven dat de moeder en haar omgeving vanaf de geboorte van [minderjarige] al twijfels hadden over het biologische vaderschap betreffende [minderjarige] . Zij weten niet of dit destijds ook al bij de juridische vader bekend was. De DNA-test, waarvan door de juridische vader de testuitslag is overgelegd, is volgens de grootouders mz eind 2019 verricht tussen [minderjarige] en de biologische vader, omdat de juridische vader destijds onbereikbaar was en kennelijk in Spanje verbleef.
2.11.
[minderjarige] heeft ongeveer eenmaal per drie maanden, onder begeleiding van pleegzorg, contact met haar moeder, die momenteel in Spanje verblijft. Tussen de biologische vader en [minderjarige] is er sinds begin 2020 geen sprake meer van contact. [minderjarige] heeft niet echt een herinnering aan zowel de juridische vader als haar biologische vader. [minderjarige] ziet de grootvader mz als haar vaderfiguur. Haar grote wens is om de [geslachtsnaam 2] te verkrijgen, zodat zij voor haar gevoel echt bij het gezin hoort. In het dagelijkse leven gebruikt zij deze geslachtsnaam al. De grootouders mz willen [minderjarige] bovenal beschermen tegen de mogelijke stappen die de moeder en de biologische vader zullen zetten, indien de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] wordt vernietigd. De grootouders vz vrezen namelijk dat de biologische vader [minderjarige] in dat geval zal erkennen en dat dit een opmaat zal zijn voor toekomstige rechtszaken gericht op het verkrijgen van gezag en omgang. De grootouders mz vrezen bovendien dat zij bij de erkenning door de biologische vader van [minderjarige] de keuze zullen maken om de geslachtsnaam van [minderjarige] (wederom) te wijzigen.
Vernietiging erkenning
2.12.
Uit artikel 1:205, eerste lid BW volgt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank kan worden ingediend:
door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
2.13.
Uit het derde lid van voormeld artikel volgt dat in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden, het verzoek door de erkenner of door de moeder niet later wordt ingediend dan een jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken en, in geval van bedrog of dwaling, binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt.
2.14.
De rechtbank overweegt, gezien de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, als volgt.
Ontvankelijkheid juridische vader
2.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat de juridische vader niet de biologische vader van [minderjarige] is. Nu uit de namens de juridische vader overgelegde DNA-test blijkt dat de heer [naam 2] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [minderjarige] is, acht de rechtbank het voldoende aangetoond dat de juridische vader niet de biologische vader van [minderjarige] is.
2.16.
Als onweersproken neemt de rechtbank aan dat de juridische vader in het najaar van 2023 door de grootouders mz op de hoogte is gesteld van voormelde DNA-uitslag waaruit blijkt dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is. Niet gebleken is dat hij al op een eerder moment wist dat hij (mogelijk) niet de biologische vader van [minderjarige] is. De rechtbank betrekt hierbij dat de juridische vader destijds langdurig kampte met persoonlijke (verslavings)problematiek en dat hij, zoals blijkt uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van de juridische vader uit de BRP, in ieder geval vanaf begin 2019 tot medio 2023 in het buitenland - naar nu blijkt in Spanje - verbleef. Daarnaast blijkt uit het overgelegde afschrift van de beschikking van deze rechtbank van 10 november 2022 in de door de moeder aanhangig gemaakte zaak tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] , dat de juridische vader in die procedure niet is verschenen. Nu hij destijds op een voor de rechtbank onbekend adres in het buitenland verbleef, is hij voor de mondelinge behandeling in die procedure opgeroepen via de Staatscourant en zijn er vanuit de rechtbank geen stukken aan hem toegestuurd. Ook had hij in die periode geen contact met de grootouders mz. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat hij destijds niet op de hoogte was van voormelde procedure (ondanks het feit dat het juridisch gezien correct is opgeroepen).
2.17.
Op grond van artikel 1:205 lid 3 BW dient de juridische vader “binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt” zijn verzoek in te dienen. De wettekst gaat niet uit van het moment waarop de juridische vader
behoorde te wetendat hij gedwaald heeft. Nu de juridische vader eind 2023 voor het eerst feitelijk in kennis is gesteld dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is en hij zijn verzoek in deze zaak op 1 augustus 2024 bij de rechtbank is ingediend, stelt de rechtbank, gezien het voorgaande, genoegzaam vast dat voormeld verzoek binnen een jaar nadat de juridische vader heeft ontdekt dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is, en daarmee tijdig bij de rechtbank is ingediend (1:205 lid 3 BW).
2.18.
Gelet op het voorgaande is de juridische vader ontvankelijk in zijn verzoek en wordt voldaan aan voormelde wettelijke vereisten voor vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] .
Inhoudelijke beoordeling
2.19.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] onder invloed van dwaling tot stand gekomen is. Nu de juridische vader eind 2023 voor het eerst ervan op de hoogte is geraakt dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van de juridische vader dat hij [minderjarige] heeft erkend vanuit de veronderstelling dat hij haar biologische vader is. De rechtbank betrekt hierbij dat de juridische vader, nu hij weet dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is, zich heeft teruggetrokken uit het leven van [minderjarige] en hij onderhavig verzoek tot vernietiging erkenning bij de rechtbank heeft ingediend.
2.20.
Bij voormelde beschikking van deze rechtbank van 10 november 2022 is het verzoek van mr. A.A.T. van Ginderen, die [minderjarige] in voormelde procedure als bijzondere curator - kort samengevat - afgewezen met het oog op de belangen van [minderjarige] . De vraag die de rechtbank daarom tot slot te beantwoorden heeft, is of er bij de beoordeling en de beslissing op het verzoek van de juridische vader in deze zaak eveneens ruimte is voor een belangenafweging tussen enerzijds het belang van de juridische vader en anderzijds dat van [minderjarige] . Anders dan in voormelde procedure uit 2019, is het verzoek thans afkomstig van de juridische vader zelf. Nu de juridische vader [minderjarige] onder invloed van dwaling heeft erkend en hij thans op goede gronden van die rechtshandeling is teruggekomen, behoeft het belang van [minderjarige] in dit geval niet bij de boordeling van het verzoek te worden betrokken (vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch, [geboortedag 2] 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:620, r.o. 3.8.3.). Dit betekent dat het risico dat de biologische vader [minderjarige] gaat erkennen indien de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] wordt vernietigd, niet van belang is bij de beoordeling en beslissing in deze zaak.
2.21.
Gelet op al het voorgaande zal het verzoek van de juridische vader worden toegewezen, in die zin dat de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] zal worden vernietigd.
2.22.
Nu de rechtbank voormeld verzoek van de juridische vader zal toewijzen en zij de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] zal vernietigen, heeft de bijzondere curator geen belang meer bij beoordeling en beslissing op haar zelfstandige verzoek tot vernietiging erkenning. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Geslachtsnaam
2.23.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, wordt, op grond van artikel 1:206, eerste lid BW, de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Daarmee zal [minderjarige] , door de vernietiging van de erkenning door de juridische vader van [minderjarige] , alleen in een familierechtelijke betrekking tot haar moeder komen te staan en zal zij, op grond van artikel 1:5, eerste lid BW, van rechtswege de geslachtsnaam van de moeder dragen. De rechtbank zal daarom voor de volledigheid verstaan dat [minderjarige] de [geslachtsnaam 2] zal hebben.
Toesturen beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand
2.24.
De rechtbank zal bepalen dat de griffier van deze rechtbank, wanneer de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Breda, om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Beëindiging taak van de bijzondere curator
2.25.
Nu de rechtbank een eindbeslissing zal nemen in deze zaak, zal zij de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd beschouwen. Indien er een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen de beslissing in deze zaak, oftewel als er hoger beroep wordt ingesteld tegen die beslissing, dan zal de taak van de bijzondere curator herleven.
Verdeling proceskosten
2.26.
Gelet op de aard van deze procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
vernietigt de erkenning van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [plaats 1] , door de heer [de juridische vader] , geboren op [geboortedag 2] 1990 te [plaats 1] ;
3.2.
verstaat dat [minderjarige] , na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking, de [geslachtsnaam 2] heeft;
3.3.
beschouwt de taak van de bijzondere curator in deze procedure in eerste aanleg als beëindigd;
3.4.
verdeelt de kosten van partijen in deze procedure tussen hen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.