ECLI:NL:RBZWB:2025:1249
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op uitkering op grond van de Ziektewet en afwijzing aanvraag Wet WIA
Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 25 juli 2023, waarin zijn recht op een uitkering op grond van de Ziektewet werd beëindigd en een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt en heeft het UWV de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen. Na een aanvullende motivering van de verzekeringsarts b&b op 22 oktober 2024, heeft eiser commentaar gegeven op deze motivering. De rechtbank heeft op 22 januari 2025 besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.
In de uitspraak heeft de rechtbank de feiten en beroepsgronden besproken, waarbij werd opgemerkt dat de verzekeringsarts b&b niet voldoende had gemotiveerd waarom eiser niet geschikt werd geacht voor zijn arbeid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b de medische informatie van eiser had bestudeerd en meegewogen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor verdergaande beperkingen dan eerder vastgesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV het geconstateerde gebrek had hersteld met de aanvullende rapportage en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 24 oktober 2022 terecht was. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald.