In dit kort geding vraagt eiser, [eiser] B.V., de kantonrechter om gedaagde, [gedaagde] B.V., te gebieden haar medewerking te verlenen aan de levering van een bedrijfsruimte. De kantonrechter oordeelt dat de vordering alleen toewijsbaar is als het in hoge mate aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat deze hoge drempel niet wordt gehaald, omdat er te veel onzekerheden zijn over de afspraken tussen partijen. De vorderingen van eiser worden daarom afgewezen.
De procedure omvat een mondelinge behandeling waarbij eiser haar eis heeft gewijzigd. De feiten wijzen op een complexe relatie tussen de partijen, waarbij [bestuurder eiser] en [voormalig bestuurder gedaagde] betrokken zijn. Er zijn verschillende overeenkomsten gesloten tussen de partijen, waaronder een huurovereenkomst en een aandelenovereenkomst, die leiden tot onduidelijkheid over de rechten en verplichtingen van partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte.
De kantonrechter benadrukt dat de gevraagde voorziening ingrijpend is en grote financiële gevolgen heeft. De rechter moet beoordelen of eiser een spoedeisend belang heeft en of de vorderingen in de bodemprocedure kans van slagen hebben. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, maar dat dit niet betekent dat de vorderingen in een bodemprocedure geen kans van slagen hebben. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 949,00 worden begroot.