In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 januari 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2019 tot en met 2021 beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd, evenals belastingrentebeschikkingen en vergrijpboetes. De rechtbank behandelt de bezwaren van belanghebbende, die stelt dat de inspecteur ten onrechte het gebruikelijk loon heeft vastgesteld en dat de vergrijpboetes niet terecht zijn opgelegd.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur de navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruikelijk loon lager zou moeten zijn dan door de inspecteur vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur rekening heeft gehouden met de financiële situatie van de onderneming van belanghebbende en dat de vastgestelde bedragen in overeenstemming zijn met de wetgeving. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd, aangezien belanghebbende grove schuld heeft getoond door onvolledige aangiften te doen.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de navorderingsaanslagen, belastingrentebeschikkingen en vergrijpboetes. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend aan belanghebbende, en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.