ECLI:NL:RBZWB:2025:1133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11199546 - MB VERZ 24-881
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A85 te Ulvenhout op 13 december 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 is de zaak behandeld, waarbij zowel betrokkene als de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig waren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat het beroep tijdig was ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was bewezen op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier. Echter, er was sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de kantonrechter heeft besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de verhogingen van de boete zijn komen te vervallen. De uiteindelijke boete is vastgesteld op € 262,50, plus € 9,- administratiekosten.

De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11199546 \ MB VERZ 24-881
CJIB-nummer: 0062 5422 5463 1254
uitspraakdatum: 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de A85 te Ulvenhout op 13 december 2022 om 09:57 uur.
Gemachtigde heeft over het al dan niet te laat indienen van beroep aangevoerd dat, gelet op het feit dat betrokkene in België verblijft en de brief per aangetekende post werd verstuurd naar Nederland, hier enige tijd overheen is gegaan. Nochtans staat duidelijk vermeld op het afgiftebewijs van de internationale aangetekende zending dat het beroepschrift werd verstuurd op 10 februari 2023. Betrokkene heeft op 29 mei 2023 de beslissing van de officier van justitie ontvangen. Hierin wordt betrokkene medegedeeld dat het beroepschrift te laat zou zijn. Echter staat op de beschikking verzonden door het CJIB dat betrokkene tot 10 februari 2023 de tijd zou hebben. Betrokkene heeft het beroepschrift dan ook tijdig ingediend. Betrokkene wenst dat zijn beroepschrift bij de officier van justitie in behandeling wordt genomen bij de kantonrechter.
Betrokkene heeft in het administratief beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat hij niet telefoneert achter het stuur. Daarnaast heeft betrokkene meerdere malen contact opgenomen om een foto van de gedraging op te vragen. Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij zich niet meer veel kan herinneren van de pleegdatum, gezien het enige tijd geleden is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De officier van justitie heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Evenwel dienen de door de officier van justitie opgelegde verhogingen van voornoemde boete te komen vervallen.
Op basis van de foto in het dossier is er geen aanleiding om te twijfelen aan de gedraging. De gedraging kan dan ook voldoende worden vastgesteld. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 10 februari 2023. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 17 februari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat het beroep op 10 februari 2023 verstuurd is en dat dit ook te zien is op het afgiftebewijs van de internationale aangetekende zending. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een mobiel elektronisch apparaat vasthouden tijdens het besturen van een voertuig mag nooit, ongeacht de manier van gebruik. De verboden gedraging behoort tot het risico van betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 30 december 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim twintig dagen overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald. Evenwel is de kantonrechter van oordeel dat de door de officier van justitie opgelegde verhogingen van voornoemde boete dienen te komen vervallen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ bepaalt dat de verhogingen komen te vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: