ECLI:NL:RBZWB:2025:1124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11422241 MB VERZ 24-1608
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onnodig geluid op de Nieuwe Prinsenkade te Breda

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan de betrokkene voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Nieuwe Prinsenkade te Breda op 18 augustus 2023. De betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van schending van de hoorplicht en het motiveringsbeginsel, maar de kantonrechter oordeelde dat de beslissing van de officier van justitie voldoende gemotiveerd was en dat de schending van de hoorplicht in deze zaak niet leidde tot een vermindering van de boete. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en het motiveringsbeginsel in administratieve procedures, maar bevestigt ook dat de verklaring van de verbalisant in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voldoende kan zijn voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de boete te matigen, gezien de omstandigheden van de zaak en de verwijzingen naar eerdere jurisprudentie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11422241 \ MB VERZ 24-1608
CJIB-nummer : 3062 5422 6041 1286
uitspraakdatum : 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde])

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken op de Nieuwe Prinsenkade te Breda op 18 augustus 2023 om 21:10 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er sprake is van schending van de hoorplicht en het motiveringsbeginsel. Gemachtigde verzoekt herziening van de beslissing van het Openbaar Ministerie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Dat er een groep zaken is waarin de hoorplicht na 1 oktober 2023 is geschonden, geeft geen aanleiding tot matiging van het sanctiebedrag in deze zaak. In deze zaak is namelijk vóór 1 oktober 2023 op het administratief beroep beslist, zodat in deze zaak niet kan worden geoordeeld dat de structurele schending van de hoorplicht in zaken met een professioneel gemachtigde, zoals vastgesteld in het arrest van het hof van 17 augustus 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6930), voortduurt na 1 oktober 2023, de datum waarop volgens het openbaar ministerie in zaken meten professionele gemachtigde weer zou worden gehoord. Dit kan anders zijn in zaken waarin de hoorplicht wel na 1 oktober 2023 is geschonden.
In de zaak op zitting vandaag is na 1 oktober 2023 beslist, maar de motivering over hoge instroom van beroepschriften is slechts gebruikt in een (beperkte) batch zaken. Dus geen sprake van structurele schending hoorplicht, maar van een eenmalige maatregel om ervoor te zorgen dat daarna wel tijdig kon worden gehoord in alle gevallen.

Overwegingen

Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
MotiveringsbeginselDe motivering van de beslissing maakt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende inzichtelijk waarom de aangevoerde grond geen doel treft. De beslissing van de officier van justitie is inzichtelijk gemotiveerd en voldoet aan artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ongegrond. Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: