In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Belcrumweg te Breda op 9 augustus 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 januari 2025 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de verkeerslichten ten tijde van de vermeende overtreding buiten werking waren en knipperend oranje licht gaven. De gemachtigde verzocht om matiging van de boete en een proceskostenvergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. De kantonrechter wees de argumenten van betrokkene af en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.